Het hoogste recht is dikwijls het grootste onrecht. Het slachtoffer in de strafrechtspleging en slachtofferonthaal Oudenaarde: voorkomen van secundaire victimisering

Sarah
Verheyen

 

Het hoogste recht is dikwijls het grootste onrecht. Het slachtoffer in de strafrechtspleging en slachtofferonthaal Oudenaarde: voorkomen van secundaire victimisering

Er is veel leed in de wereld en elke dag gebeuren er verschrikkelijke dingen: een verkeersongeval, een zelfmoord, een gewapende overval, een verkrachting, een steekpartij en noem maar op. We horen er elke dag over in de media, van kennissen, vrienden of familie. Slachtoffer worden van een traumatische gebeurtenis gebeurt heel plots. De wereld van het slachtoffer kan helemaal in elkaar storten. Wanneer er dan geen gepaste hulp is, blijft hij vaak achter met een enorme leegte en een hele hoop vragen. Een slachtoffer wil antwoorden en de dienst slachtofferonthaal kan antwoorden geven.

Indien er op het parket een onderzoek wordt opgestart, zal een magistraat het dossier behandelen. Het is deze magistraat die beslist over de tussenkomst van slachtofferonthaal. Deze beslissing wordt genomen wanneer er sprake is van ernstige lichamelijke, psychologische, materiële of sociale gevolgen (FOD Justitie, 2007, p.2).

Naast de gevolgen van de eigenlijke feiten of de primaire victimisering, ervaren slachtoffers vaak een bijkomende benadeling in hun contacten met de omgeving. Ze krijgen bijvoorbeeld negatieve sociale reacties of ze komen in contact met allerlei diensten die hen niet willen of kunnen helpen. Bovendien worden ze geconfronteerd met langdurige, bureaucratische en dure (gerechtelijke) procedures (Aersten, 2004, p.128). Secundaire victimisering wijst op een tweede slachtofferervaring en de sociale processen die de oplossing van de problemen waarmee slachtoffers worden geconfronteerd, nodeloos bemoeilijken (Brouns, 1997, p.7).

Eén van de hoofddoelstellingen van de dienst slachtofferonthaal is het voorkomen van secundaire victimisering. Als deze doelstelling verwezenlijkt wordt biedt dit het slachtoffer de mogelijkheid om het opgelopen trauma sneller te overwinnen, wat meteen een tweede doelstelling is.

Slachtoffers hebben meer rechten gekregen die ze vanuit de wetgeving en met behulp van slachtofferonthaal kunnen laten gelden. Jammer genoeg stroken de behoeften van slachtoffers niet altijd met de gerechtelijke procedures. Slachtoffers voelen zich soms tekortgedaan omdat ze lang moeten wachten op antwoorden. Het is niet altijd mogelijk om hen te helpen als er een onderzoek loopt, wat het voorkomen van secundaire victimisering soms bemoeilijkt. Het gaat hier dus over het constante spanningsveld tussen het justitiële luik en de hulpverlening aan slachtoffers. Justitie vertrekt vanuit procedures en dient het geheim van het onderzoek te respecteren, terwijl men vanuit de hulpverlening vertrekt vanuit de noden en verwachtingen van slachtoffers.

Hoewel de positie van het slachtoffer aanzienlijk versterkt is, impliceert ons huidige strafrecht dat het uitgangspunt van het onderzoek niet ligt bij de vragen en behoeften van het slachtoffer. Het slachtoffer voelt zich toch nog tekortgedaan en ervaart de contacten met justitie niet altijd positief. De dadergerichtheid van de strafrechtspleging en het geheim van het onderzoek worden door slachtoffers niet altijd aanvaard. In de opeenvolgende fasen van de strafrechtspleging komt de dader op de voorgrond: opsporing, vervolging, straftoemeting, strafuitvoering. De rechten van slachtoffers zorgen ervoor dat ze schadevergoeding kunnen eisen, dat ze het dossier kunnen inkijken, dat ze op de hoogte worden gehouden, ... Het geheim van het onderzoek maakt het echter soms moeilijk om die rechten af te dwingen, waardoor slachtoffers vaak het gevoel krijgen dat hen onrecht wordt aangedaan. Het is voor hen niet altijd eenvoudig om het geheime karakter en het nut daarvan te begrijpen. Dit staat immers in contrast met de belevingswereld van het slachtoffer, die vanuit een geschonden rechtsgevoel of een groot verdriet juist expliciet appèl doet op maatschappelijke steun (Aertsen, 2004, p.128).

We trachtten na te gaan in hoeverre de dienst slachtofferonthaal secundaire victimisering kan helpen voorkomen. We kozen ervoor om praktijkwerkers te bevragen. In de eerste plaats uiteraard een justitieassistent slachtofferonthaal. Zij heeft een duidelijk zicht op de praktijk en kent de dienst door en door. De justitieassistenten voeren de regels uit en informeren de slachtoffers. Ze komen dagelijks in contact met slachtoffers en fungeren vaak als tussenpersoon tussen slachtoffer en parket. Daarbij horen ze ook de meest voorkomende frustraties en zorgen. Ze worden met andere woorden geconfronteerd met ervaringen van slachtoffers en dus ook met vormen van secundaire victimisering.

Bovendien hebben we enkele magistraten bevraagt. Zij nemen beslissingen die slachtoffers rechtstreeks beïnvloeden. Justitieassistenten werken nauw samen met het parket en de rechtbank en dit in functie van het slachtoffer. De magistraten moeten er op toezien dat de justitieassistenten procedures en regels correct toepassen. Een justitieassistent werkt met andere woorden in opdracht van het parket en de magistraat.

Tot slot heb ik ook van de directrice van het justitiehuis en de Procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement Oudenaarde een interview afgenomen. Vanuit hun functie hebben zij een ruimere visie op het slachtofferbeleid. De directrice van het justitiehuis werkte vroeger als justitieassistent slachtofferonthaal, de Procureur des Konings was verbindingsmagistraat slachtofferonthaal. Vanuit hun vroegere praktijkervaringen met de slachtofferdimensie en hun huidige positie als beleidsmakers en opdrachtgevers van slachtofferonthaal, kunnen zij een meerwaarde bieden in dit onderzoek.

Dit afstudeerproject geeft enerzijds een beeld van de strafrechtspleging en de dienst slachtofferonthaal in het algemeen. En anderzijds van wat er leeft binnen de dienst slachtofferonthaal en het parket in het arrondissement Oudenaarde.

Sarah Verheyen, 04/10/2011

Download scriptie (1.22 MB)
Universiteit of Hogeschool
Hogeschool Gent
Thesis jaar
2011