Marianne is een hoer! Roddelen in historisch perspectief

Elwin
Hofman

Bekent u het maar. U heeft onlangs nog eens geroddeld. Dat is nochtans niet van uw gewoonte. Normaal gezien bent u principieel tegen al dat geroddel. Maar deze ene keer heeft u zich eens laten gaan. Nu voelt u zich wat schuldig. Waarom eigenlijk?

Zondige tongen

Roddelen, informatie uitwisselen over het afwijkende gedrag van afwezigen, vindt al sinds mensenheugenis plaats. Het had echter lang niet de negatieve bijklank die het vandaag heeft. Die kreeg de praktijk pas in de late middeleeuwen. In een samenleving waarin het schrift oprukte werd steeds feller geageerd tegen de ‘zonden van de tong’, waarvan roddelen er een was. Vanaf dan werd roddelen ook – geheel in de lijn van de vrouwonvriendelijke laatmiddeleeuwse opvattingen – beschouwd als een voornamelijk vrouwelijke zonde. Die negatieve en vrouwelijke connotaties is het roddelen sindsdien niet meer verloren. Het beeld dat mannen rationele conversaties over ‘serieuze’ onderwerpen hielden, terwijl vrouwen doelloos kletsten over de vele vrijers van hun overbuurvrouw, won van de zestiende tot de twintigste eeuw steeds meer veld.

Ondanks de grote bezorgdheid om al dat geroddel, werden er pas vanaf het begin van de twintigste eeuw wetenschappelijke studies naar ondernomen. Aanvankelijk hadden die vooral de bedoeling om roddelen op een efficiënte manier tegen te gaan, maar al snel ontstond er een heel andere teneur. Roddelen, zo stelden enkele onderzoekers, had belangrijke functies te vervullen in de samenleving. Het was dan ook goed en gezond om bij tijd en wijle de vuile was van de buurvrouw buiten te hangen. Onderzoekers bestudeerden de functies van het roddelen in vele contexten: zowel op de werkvloer van een autofabriek als bij lokale stammen van de Nukulaelae in Polynesië. Historici hielden zich wat afzijdig. Roddelden onze eigen voorouders dan niet, misschien?

Hoeren, incest en heiligschennis

Dat deden ze uiteraard wel. Historicus Elwin Hofman trof bij zijn onderzoek van procesdossiers in het achttiende-eeuwse Kortrijk talloze getuigenissen aan van roddelende familieleden, buren en collega’s. Er waren mensen die gehoord hadden dat een zekere Marianne (met de verhelderende bijnaam ‘met de grote mammen’) een ‘publicqe hoer’ was. Anderen wisten ‘van hooren seggen’ dat hun collega Carel Verbeke ‘onkuysheyt’ met zijn dochter had bedreven. Nog anderen vertelden dat er tijdens de vroegmis van Aswoensdag mensen jenever hadden zitten drinken en dat iemand zelfs zijn pijp had aangestoken aan de kaarsen in de kerk! Niet dat ze dat zelf gezien hadden. Maar ze hadden het gehoord.

Wellicht waren die roddels lang niet allemaal waar. Ze waren gebaseerd op vooroordelen en clichés en veranderden elke keer dat ze doorverteld werden. Dat deed er echter weinig toe voor de effecten die de roddels hadden op de roddelaars en hun omgeving. Roddelen zorgde ervoor dat mensen een sociale kaart konden opstellen, dat ze wisten wie potentiële vrienden en vijanden waren (die Marianne was te mijden – tenzij voor een welbepaald soort diensten, natuurlijk). Door te roddelen onderhielden individuen ook hun vriendschapsbanden en creëerden ze een groepsidentiteit: ‘Carel Verbeke is een verachtelijk sujet, wij doen dat soort dingen niet.’ Bovenal was roddelen echter een manier om afwijkend gedrag onder controle te houden. Ten eerste leerden individuen door te roddelen welk gedrag aanvaard werd en welk niet. Door te vertellen dat Marianne ‘een vuile hoer’ was, werd duidelijk dat onzedig gedrag niet door de beugel kon. Ten tweede leidde roddelen tot sancties op onaanvaardbaar gedrag. Enerzijds direct: individuen vonden het niet fijn als er over hen geroddeld werd. Anderzijds indirect: door het verspreiden van de roddel kregen mensen een slechte reputatie en werden ze uitgesloten van allerlei belangrijke voordelen. Carel Verbeke verloor er bijvoorbeeld zijn baan door en verliet de stad. Hij werd later opgepakt en veroordeeld voor een diefstal. Ten slotte zorgde roddelen ervoor dat individuen zich er bewust van werden dat er ook over hen kon geroddeld worden als ze zich niet conform de maatschappelijke normen gedroegen, waardoor ze wel twee keer nadachten voor ze die normen (in het publiek) overtraden.

Dierbare eer

Op het eerste zicht lijken de functies van roddels er altijd te zijn. Dat klopt slechts voor een deel. Wanneer de samenleving veranderde, veranderde de wijze waarop roddels werkten mee. De vroege achttiende eeuw was een samenleving waarin mensen nog een sterk eergevoel hadden. Eer werd publiek verdedigd en was ‘het dierbaarste ding dat wij hebben’. In de tweede helft van de achttiende eeuw was reputatie nog steeds belangrijk, maar werd die minder publiek verdedigd. Dat had zo zijn gevolgen voor de manier waarop roddels controle uitoefenden. In de eerste helft van de eeuw waren roddels sterke directe sancties die alom gevreesd werden. In de tweede helft van de eeuw verloren ze die functie voor een deel. Mensen trokken zich minder aan van wat anderen over hen zeiden. Toch bleven roddels een belangrijke controlefunctie uitoefenen: nu werden ze vooral een medium naar andere straffen, in het bijzonder gerechtelijke. De vele getuigenissen ‘van horen zeggen’ in de archieven zijn daar de restanten van.

Mensen staan zelden stil bij de vanzelfsprekende praktijken van alledag. De studie van roddelen in het verleden toont aan dat ook schijnbaar vanzelfsprekende praktijken aan contexten gebonden zijn en grote invloed kunnen uitoefenen op ons leven. Denk daar maar eens over na, bij uw volgende koffieklets.

Download scriptie (868.66 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2012
Promotor(en)
Prof. dr. E. Aerts