Campus and the City in a South African Context. Reflections on a UWC satellite campus in Mitchells Plain, Cape Town.

Eva
De Bruyn

Stadsontwikkeling in post-apartheid Zuid-Afrika: de universiteit als stedelijke actor?

 

Wie vandaag een luchtfoto van Kaapstad bekijkt, ziet een uitdijend landschap waarin dichtbevolkte woongebieden en onontgonnen niemandsland elkaar afwisselen. Dit vreemde patchwork is het resultaat van de jarenlange ideologie van rassenscheiding, die niet alleen het dagelijks leven in Zuid-Afrika bepaalde, maar zich ook in het landschap aftekende. Stadsplanning werd het middel bij uitstek om de scheiding van bevolkingsgroepen ook ruimtelijk te consolideren. In Kaapstad resulteerde dit grosso modo in een blank centrum, grenzend aan de haven en de Tafelberg, versus een uitgestrekte vlakte van geïsoleerde townships voor niet-blanke bevolkingsgroepen. 
Inzoomen op de luchtfoto ter hoogte van deze townships toont een zanderig gebied, bezet met duizenden kleine standaardwoningen in een strak raster. Winkels, scholen, wijkcentra, parken en andere voorzieningen lijken hier te ontbreken. Middenin dit eentonige landschap, zie je de campus van The University of the Western Cape (UWC) liggen, tijdens de apartheid opgericht als universiteit voor de niet-blanke gemeenschappen. Als een ontoegankelijk eiland ligt UWC tussen de woonwijken en industriegebieden, ver weg van de levendige stedelijke omgeving die haar de gewenste uitstraling zou bezorgen. Haar positie valt echter niet te onderschatten. Het zwaartepunt van Kaapstad is - wat bevolkingsaantallen betreft - verschoven naar de buitenrand. Investeringen in de openbare ruimte in deze arme en overbevolkte regio zijn echter schaars; het ontbreekt de regio aan invloedrijke spelers en een globale visie over stedelijke ontwikkeling. Op welke manier kan de universiteit met haar uitzonderlijke positie hier een rol opnemen in de stedelijke ontwikkeling? Hoe kan ze dit doen binnen haar eigen werking en zonder de verantwoordelijkheid van het stadsbestuur over te nemen?
 

Om een antwoord te zoeken op deze vragen trok ik enkele maanden naar Kaapstad. De universiteit bouwde in de jaren '90 een kleine satellietcampus uit middenin de township Mitchells Plain, die door het bestuur echter als "oninteressant" en "niet meer dan een investering in goedkoop land" gezien wordt. Vanuit mijn interesse naar de potentiële rol van een universiteit in de stedelijke ontwikkeling, vormde Mitchells Plain niettemin een interessante case.
De historische groei van Mitchells Plain biedt een inzicht in de praktijk van townships in Zuid-Afrika. Oorspronkelijk gepland in de jaren '70 als een moderne tuinwijk voor 50.000 gezinnen, biedt ze vandaag een thuis aan ruim een half miljoen mensen. Sociale voorzieningen zijn er amper; werkloosheid en criminaliteit zijn er troef. Eén van de weinige grote gebouwen in het lokale centrum is het ziekenhuis, waar UWC haar tandartsenschool heeft. Studenten komen er echter amper buiten en vice versa weten de buurtbewoners nauwelijks van het bestaan van de universiteit af.


Vertrekkend van een kritische analyse van de Zuid-Afrikaanse ruimtelijke conditie in het algemeen en Mitchells Plain in het bijzonder, stel ik in mijn masterproef enkele alternatieve ruimtelijke scenario's voor het centrum van Mitchells Plain op. De universiteit speelt in deze scenario's telkens een belangrijke rol. De methode die ik hiervoor gebruikte, is ontwerpmatig onderzoek, heel verschillend van hoe we gedurende onze opleiding het ontwerpen aangereikt krijgen. Anders dan gewoonlijk vertrok ik niet van een vraagstelling met concrete eisen en een vastgelegde site, maar stelde ik mogelijkheden voor en onderzocht hun consequenties. Wat als de universiteit hier studentenwoningen bouwt? Wie stapt dan mee in dit project? Wat betekent dat voor de wijk?
Een grondige analyse van actuele problematieken inspireerde de ontwerpvoorstellen. Ik bracht in kaart hoe het volledige stadscentrum gevormd is door blinde gevels en hoge afsluitingen. Dit heeft in twee opzichten te maken met het onveiligheidsgevoel; het is zowel de oorzaak als het gevolg ervan. De pleintjes en marktstraatjes vormen met hun blinde gevels het ideale actieterrein voor criminele activiteiten. De mentaliteit die hieruit volgde, werd mooi samengevat door een Kaapse architect: "eerst bouw je een muur rond je terrein, daarna kan je over het gebouw beginnen denken". Deze houding is geëvolueerd tot de gangbare manier van zaken en is moeilijk te doorbreken zonder naïef te zijn. Tijdens mijn verblijf werd ik bovendien geconfronteerd met een generatie architecten en stedenbouwkundigen die ruimtelijke planning nog steeds associëren met de technocratie van het apartheidstijdperk. Men zou zelfs kunnen spreken van een aarzeling om stadsplanning in te zetten.
Door drie concrete voorstellen op te stellen - de één wat realistischer dan de ander -, zoek ik naar een alternatief voor de huidige architectuur- en planningspraktijk, voornamelijk in de omgang met de suburbane townships. De ontwerpvoorstellen zijn zeer divers van aard en schaal en hebben als doelstelling de discussie te voeden eerder dan een oplossing te bieden. Eén voorstel plaatst de universiteit bovenop het station, om een ontwikkeling te stimuleren die zich op openbaar vervoer richt, eerder dan het reeds stevig uitgebouwde wegennet. Een ander voorstel bouwt een galerij rond het wijkcentrum, die als een verdikte muur het centrum herdefinieert en de veiligheidsproblematiek onderzoekt. Het laatste voorstel tenslotte stelt een ontwikkeling voor die het monotone karakter van de apartheids-townships doorbreekt. Met de universiteit als één van de mogelijke actoren wordt een verspreide ontwikkeling van sociale en stedelijke voorzieningen voorgesteld.


De rol van de universiteit in de verschillende voorstellen varieert van initiator tot bemiddelaar, om via deze weg de vraag te stellen naar relevante stadsprojecten in post-apartheid Zuid-Afrika. De universiteit kan haar engagement inzetten om kritische thema's aan te kaarten, zoals het ontbreken van openbaar vervoer in de drukste bevolkte regio van Kaapstad, het gebrek aan stedelijke voorzieningen en identiteit in de nieuwe woonwijken en het belang van een globale visie. Via concrete projecten kan de basis gelegd worden voor een gemeenschappelijke agenda van de stad en de universiteit in de ontwikkeling van een kwalitatieve stedelijke ruimte.

Download scriptie (25.41 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2012