De "Hanggangs" van Vlaanderen

Ann
Mannens

De “Hanggangs” van Vlaanderen; een politieprobleem of niet?

INLEIDING

Over de hele wereld vinden we jongeren terug in het straatbeeld. Ze wekken subjectieve gevoelens van onveiligheid op, en bezorgen politie en beleidsmakers kopzorgen. Zij krijgen immers klachten van burgers die het rondhangende, betekenisloze gedrag beu zijn, of die zich geïntimideerd voelen door de aanwezigheid en het gedrag van de jongeren. Politie is in de aanpak van het probleem enkel een schakel die opdrachten dient uit te voeren en een oplossing dient te bieden voor een lokaal probleem als het zich stelt. In deze meesterproef gaan we verder in op de visie die Vlaamse politiefunctionarissen hebben over deze problematiek en de aanpak ervan.

METHODEN EN RESULTATEN

Om tot onze resultaten te komen, hebben we 22 politiemensen gesproken. We hebben hierbij getracht om mensen te betrekken die nauw met de “hangjongeren” samenwerken. De betrokken respondenten kwamen zowel uit grootsteden als uit kleinere gemeenten, en waren verdeeld onder rang, anciënniteit en leeftijdscategorie. Op deze manier hoopten we een verscheidenheid te krijgen waardoor zoveel mogelijk oogpunten belicht zouden worden. Politiemensen die als inspecteur op het terrein staan, hebben mogelijk een andere ervaring met de jongeren dan commissarissen op beleidsniveau. Jonge gardes staan mogelijk zelf nog dichter bij de hangcultuur van jongeren dan oudere gardes, enzovoorts.

Wat onmiddellijk duidelijk werd, is dat het heel moeilijk is voor politiemensen om “hangjongeren” en hun “hanggedrag” te beschrijven. Het probleem blijkt zeer plaatselijk te zijn en kan van bijna onbestaand tot zeer problematisch variëren. Vaak betreft het problemen van overlast die zeer individueel bekeken moeten worden omdat er geen consensus over bestaat. Wat voor de ene persoon een hinder vormt, hoeft dat immers niet voor de ander te zijn. Hoewel de mening van die ene wel een invloed kan betekenen voor de mening van de ander. Negatieve ervaringen die gedeeld worden, kunnen zorgen voor het creëren van een negatieve beeldvorming over de gehele groep rondhangende jongeren. Een eigenschap die politiemensen herkennen als gesproken wordt over de invloed van berichtgeving in media.

Wat uit dit onderzoek wel duidelijk blijkt is dat de hangjongeren in Vlaanderen er nog niet zo slecht aan toe zijn. Velen van hen bevinden zich in de aanvaardbare of hinderlijke groepen. Dit wilt zeggen; groepen die amper opvallen in het straatbeeld, of enkel in het vizier komen omdat zij kattenkwaad en kleine criminaliteit plegen. Zware feiten komen in Vlaanderen amper voor, of kunnen amper gelinkt worden aan de hangjongeren. Dit wilt niet zeggen dat er nooit zware feiten worden gepleegd door de jongeren, maar wel dat dit in mindere mate voorkomt, of dat zij niet gevat worden, waardoor de feiten verdwijnen uit de statistieken.

Hoewel men geen algemene profielschets kan opmaken over “de hangjongere”, geven de politiemensen uit ons onderzoek wel mee dat het vooral over schoolgaande jeugd gaat. Plaats en tijdstip van de feiten en overlast, wordt dan ook vaak in functie van het schoolse leven geschetst.

Een belangrijke vraag die onopgelost blijft, is de vraag naar de reden van het rondhangen. De respondenten hebben hier zelf geen antwoord op, en veel van hen lijken er ook niet echt over na te denken. Voor hen komt de aanpak en de verschuiving van de problematiek eerder op de eerste plaats, hoewel het begrijpen van het probleem inzichten kan geven die de aanpak kunnen beïnvloeden.

Het individuele karakter van rondhangen en de jongeren zelf, zorgt er voor dat er geen eenvormig beleid kan worden opgesteld om de problematiek aan te pakken. Politiemensen geven zelf aan dat het belangrijk is om de problemen lokaal te analyseren.

Partnerwerking vormt hierin een belangrijke schakel. Lokale partners kunnen belangrijke informatie aanreiken die van nut kan zijn bij het uitstippelen van een degelijk beleid. Een hekel punt hierbij is dat de respondenten aangaven dat de interne werking met andere politiediensten al niet altijd even vlot verloopt. De vraag rijst dan ook in welke mate men kan verlangen dat andere partners met hen samenwerken, als het intern niet eens lijkt te lukken.

Ten slotte komen we kort terug op enkele vaak gebruikte middelen om de overlast aan te pakken. Communicatie blijkt daarbij een belangrijke factor te zijn. Omdat preventie en betrokkenheid de jongeren positiever stemt en repressie zorgt voor onbegrip en verschuiving van het probleem.

CONCLUSIE

Deze thesis is geschreven aan de hand van ervaringen die politiemensen met ons gedeeld hebben. De bedoeling is om een dieper inzicht te krijgen in de gedachtegang van politiemensen. Zij geven heel duidelijk weer dat zij het probleem beschouwen als een probleem dat moet aangepakt worden door de politie, maar in samenwerking met partners als ouders, school en gemeente.

Het is gemakkelijk om te zeggen dat politie niets doet aan het probleem, maar voor hen is het niet altijd gemakkelijk om de overlast juist in de schatten als de jongeren het hinderlijke gedrag stoppen van zodra er een combi de straat in rijdt. Uit deze meesterproef blijkt dan ook dat het probleem serieus wordt genomen, maar gecompliceerder is dan het lijkt.

Men krijgt een verrassende kijk op politiemensen die meer begrip lijken te hebben voor de jongeren en hun situatie dan eerst aangenomen werd.

Download scriptie (946.94 KB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2013