Een bomvolle parochiezaal? De publiekssamenstelling van het amateurtheater.

Sofie
Van Regenmortel

De bomvolle parochiezaal: een vergeten maar divers publiek

Zowel het publiek van het professionele theater als de beoefenaar van amateurtheater werd al grondig onderzocht in Vlaanderen, maar het publiek van het amateurtheater bleef daarbij meestal links liggen. Tot nu. OPENDOEK vzw - de koepelorganisatie van het Vlaamse amateurtheater met meer dan 27.500 leden en 925 aangesloten groepen - vroeg zich af wie nu precies het publiek van het amateurtheater is. VUB-masterstudente agogische wetenschappen Sofie Van Regenmortel ging via de Wetenschapswinkel in op hun vraag en onderzocht het publieksprofiel van het amateurtheater. Haar analyse biedt een vollediger en meer precies beeld van de cultuurparticipatie in Vlaanderen en onthult bijvoorbeeld dat het amateurtheater en zijn publiek meer diversiteit herbergt dan je zou vermoeden en dus meer is dan de stereotiepe bomvolle parochiezaal.

Sofie vroeg bezoekers van twaalf amateurtheatervoorstellingen in Vlaams-Brabant en Brussel om vragenlijsten in te vullen. Uit maar liefst 1082 bruikbare ingevulde vragenlijsten concludeerde ze onder andere dat vrouwen, jongeren, 45- tot 74-jarigen en hoger opgeleiden oververtegenwoordigd zijn in het publiek van het amateurtheater. Daarnaast komt een derde uit de gemeente waar de opvoering plaatsvindt en legt de helft maximaal een afstand van vijf kilometer naar de voorstelling af. Meer dan 50 procent van de bezoekers bezocht de laatste drie maanden andere theatervoorstellingen; het amateurtheaterpubliek blijkt globaal meer cultureel vertrouwd of ervaren dan de Vlaamse bevolking.

De onderzoekster vroeg ook naar de reden waarom mensen een voorstelling bijwoonden. De meeste respondenten kwamen uit belangstelling voor bepaalde acteurs (38.3%), om te ontspannen (30.9%) en uit belangstelling voor het theatergezelschap (22.5%). Het vermoeden dat enkel vrienden of familie van acteurs of de organisatie zouden komen kijken, werd weerlegd door de bevinding dat bijna een derde van de bezoekers geen enkele relatie met de acteurs of het toneelgezelschap heeft. Naar een amateurtheatervoorstelling gaan, blijkt ook een sociale activiteit: slechts 4.6% van de toeschouwers woont alleen een voorstelling bij en een voorstelling wordt bezocht in het gezelschap van gemiddeld 3.46 andere personen. Op de vraag naar informatiekanalen werden vrienden, familie en mond-tot-mondreclame het meeste genoemd. Dit laatste wijst eveneens op het belang van sociale factoren.          

Hét amateurtheaterpubliek bestaat niet

Het publieksprofiel van het amateurtheater verschilt naargelang de artistieke oriëntering van een voorstelling. Het publiek van de meest artistiek gerichte voorstellingen sluit meer aan bij dat van het professionele theater: ze zijn hoger opgeleid, jonger, hebben een grotere reisafstand afgelegd en bezitten meer cultureel kapitaal. Dat van eerder sociaal gerichte voorstellingen daarentegen, sluit meer aan bij de samenstelling van de Vlaamse bevolking: zo zijn is het een ouder publiek en is er een grotere proportie arbeiders en gepensioneerden. Daarnaast zijn de meest bezoekers  eerder afkomstig uit de nabije omgeving. Verrassend is dat bezoekers van de meest artistiek gerichte voorstellingen een grotere sociale motivatie nodig lijken te hebben. Ze komen immers het minst alleen, hun gezelschap is groter en ze komen vaker omdat iemand hen meevroeg of de voorstelling heeft aangeraden. Daarnaast hebben ze vaker een relatie met de acteurs of het toneelgezelschap in vergelijking met de eerder sociaal gerichte gezelschappen. Door deze diversiteit kan je moeilijk praten over ‘het’ publiek van het amateurtheater.

Sofie eindigt haar onderzoek met enkele aanbevelingen. Zo geeft ze het beleid de raad het publiek van amateurtheater niet uit het oog te verliezen, omdat ook dit cultuurparticipatie is. Daarnaast adviseert ze culturele organisaties die nieuwe publieksgroepen zoals ouderen willen aansnijden, om rekening te houden met de voordelen die eerder sociaal gerichte opvoeringen bieden. Verder onderzoek - ook in bijvoorbeeld andere provincies - is nodig om onder andere gevonden verschillen verder te verklaren, meer inzicht te krijgen in beweegredenen van ouderen, in de kenmerken van bezoekers die meer reisbereidheid tonen en in de betekenis van amateurtheater voor het publiek. Het is aan OPENDOEK om dit onderzoek verder te stimuleren maar ook om de resultaten te bediscussiëren en na te gaan hoe dit verschil in publieksprofiel een effect kan hebben op het beleid naar de verschillende toneelgezelschappen toe. Enerzijds kan OPENDOEK de resultaten gebruiken om haar beleidsopdracht voor aandacht voor het publiek te vervullen, anderzijds is het belangrijk dat de overheid naast het economische belang van het amateurtheater ook de sociale mogelijkheden erkent. Een bepaald segment van het amateurtheater blijkt immers meer toegankelijk voor ouderen dankzij de aanwezigheid in de nabije omgeving.   


Deze scriptie werd gemaakt i.s.m. een non-profit-organisatie via de Wetenschapswinkel

Download scriptie (1.55 MB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2013