De Eindebestemming: Een historische en filosofische benadering over de betekenis en houding ten aanzien van de dood

Nick
Vaeremans

Deze masterproef had als doel de verschillende opvattingen over de dood te bespreken, zowel de dood als een cultureel gegeven als individuele visies kwamen aan bod. De aandacht ging voornamelijk naar filosofen die volgens hun eigen mens-en wereldbeeld een houding tegenover de dood aannamen waarbij zij hem volledig leken te accepteren; opvattingen over de dood van vrienden en geliefden werden doelbewust niet opgenomen; het leek mij evident dat de dood van naasten altijd een pijnlijke ervaring is. Naast de houding die men aannam tegenover de dood werden ook filosofische ideeën besproken over de menselijke ziel en welke plaats zij innam in het denken over de dood. De auteurs en filosofen werden geselecteerd volgens hun bijdrage tot het onderwerp, maar ook volgens mijn persoonlijke voorkeur, dit omwille van de onmogelijkheid om àlle denkers aan te halen die nadachten over de dood. In de Griekse oudheid gingen gedachten over de dood gewoonlijk gepaard met religie: vooral de sagen en mythen die Homeros neerschreef tonen dit aan. In de klassieke periode leefde deze gedachte verder, hoewel Socrates en het vroege werk van Plato toegaven niet zeker te weten wat de dood precies was. Zowel de latere geschriften  van Plato als het neoplatonisme van Plotinus gingen uit van een dualistische visie waarbij het lichaam als sterfelijk en de ziel als onsterfelijk gezien werd, een gedachte die in de late middeleeuwen heropleefde en die door onder meer Thomas van Aquino gevolgd werd. In de vroegchristelijke periode werd in het algemeen aangenomen dat, door de wederopstanding van Jezus, ook het lichaam verder kon leven en dat ziel en lichaam bij het Laatste Oordeel opnieuw verenigd zouden worden. Voorbeelden van vroegchristelijke denkers waren onder meer Augustinus en Boëthius. De hellenistische periode bracht in de filosofische wereld een ommekeer teweeg in het denken over de dood. Zo werd het voortbestaan van de ziel afgewezen door de epicuristen en ook aanhangers van het stoïcisme verlieten de idee van een leven na de dood; het sterven betekende het definitieve einde van het menselijk leven, wat Aristoteles eeuwen hiervoor ook al beweerde (al meende hij wel dat het denken, waar hij geen andere verklaring voor vond, toch eeuwig bleef bestaan). De filosoof en keizer Aurelius nam, hoewel hij tot de stoïcijnen gerekend wordt, het lichaam-ziel dualisme opnieuw over. Hij verklaart echter wel, net als de Romeinse denker Cicero, dat hij niet weet wat de dood juist inhoudt. Zo kan het zijn dat de mens uit atomen bestaat die na de dood uiteenvallen, maar evengoed dat de ziel in een ander lichaam herboren wordt. Hij is er wel van overtuigd dat het individuele bewustzijn zoals die was toen men nog mens was hoe dan ook verdwijnt, en dus is de dood niet iets dat we moeten vrezen. Wat de sceptische filosofen betreft heb ik de Schot David Hume besproken, die net als de stoïcijnen de dood als het definitieve einde zag. Dat de mens over een onsterfelijke ziel beschikt zag hij als onmogelijk, aangezien dit niet te bewijzen valt. Vanaf de renaissance, en zeker vanaf de verlichting, begon men op een meer redelijke manier over de dood te denken. Het leven dat we nu beleven werd belangrijker, vandaar dat de Montaigne het in zijn essay niet heeft over wat er gebeurt nadat we sterven maar wel over de houding die wij er tegenover dienen aan te nemen tijdens ons leven. Voor hem was dit belangrijk omdat we er vroeg of laat hoe dan ook mee te maken krijgen, en dan is het maar beter om erop voorbereid te zijn. In het laatste deel, eigentijdse opvattingen, bracht ik mijn persoonlijke visie over de dood onder woorden en behandelde ik auteurs als Patricia de Martelaere, F. van Raalten, Albert Camus en Cioran, die het hebben over onsterfelijkheid en zelfmoord. 

Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2013
Thema('s)