Urban ageing via seniors' playgrounds: An exploratory research of its possible contributions

Karen
Schilders

En ze speelden nog lang en gelukkig…
Speeltuinen voor bejaarden, een oplossing voor de toenemende vergrijzing?

‘En ze leefden nog lang (en gelukkig)…’ De zin waarmee sprookjes eindigen begint steeds meer ook een eigentijdse realiteit te beschrijven. Een lang leven is namelijk niet langer enkel gereserveerd voor sprookjesfiguren, maar ook voor de wereldbevolking die ieder jaar – met iedere verjaardag als het ware – langer leeft. Dit fenomeen wordt ‘vergrijzing’ genoemd en geeft beleidsmakers grijze haren. Zij dienen namelijk het langer leven van ouderen ook tot een gelukkig leven te maken. Maar wat is dat, gelukkig oud worden? En hoe kan je dat ondersteunen? In haar scriptie formuleert Karen Schilders een antwoord op deze vragen. Schilders koppelt haar onderzoek over wat levenskwaliteit voor ouderen betekent aan een trend die is overgewaaid vanuit China, namelijk het aanleggen van speeltuinen voor bejaarden.

‘Speeltuinen voor bejaarden’, het lijkt een tegenstrijdig concept. Van jongs af aan leren ouders en ouderen kinderen immers dat speeltuinen voor hen aangelegd zijn om te ravotten en kattenkwaad uit te halen. Speeltuinen in de publieke ruimte worden afgeschilderd als uitgelezen plaatsen om (bijna) alles te doen wat elders – in de klas, thuis, … – niet toegelaten of mogelijk is. De geschiedenis leert echter dat rond 1900 de eerste kinderspeeltuinen in de openbare ruimte ontwikkeld werden om net dat ondeugende kinderkantje de kop in te drukken. Speeltuinen werden namelijk ontworpen om kinderen en jongeren uit drukke arbeiderswijken tot bewegen in de buitenlucht aan te zetten en zo tot degelijke, gezonde arbeiders te maken. De eerste kinderspeeltuinen dienden dus een hoger (volwassen) doel.

Karen Schilders toont in haar scriptie dat speeltuinen voor bejaarden in een gelijkaardige context zijn te situeren. Hoewel beleidsmakers hun beslissing tot de aanleg van speeltuinen voor ouderen motiveren als voordelig voor de fysieke en mentale gezondheid van de ouderen, ‘vergeten’ ze vaak de doelgroep in kwestie te raadplegen en hun eigen voordelen en vooroordelen te belichten. Ouderenvriendelijke maatregelen dienen namelijk vaak om ouderen fysiek en sociaal te (her)activeren in de maatschappij. Niet zozeer omdat dit de levenskwaliteit van de ouderen ten goede komt, maar wel omdat gedacht wordt dat dit de kosten en de druk van ‘de vergrijzing’ op de sociale welvaart zou kunnen verminderen. Het fenomeen ‘vergrijzing’ vindt immers plaats op het moment dat het totale geboortecijfer – het gemiddeld aantal kinderen dat een vrouw baart – daalt, waardoor voor een steeds groter aantal gepensioneerde personen, steeds minder mensen aan het werk zijn.

Dit wordt voornamelijk in stedelijke omgevingen als een probleem ervaren, aangezien steden beschouwd worden als de motors van de economie en vernieuwing. De lichamen van bejaarden die (onbewust) geassocieerd worden met ziekte, traagheid en dood passen echter niet in het beeld van jeugdige productiviteit en haastige activiteit dat eigen is aan steden. De negatieve beeldvorming over ouderen – alle geweldige grootouders ten spijt, maar in welke reclamecampagne hebt u voor het laatst een oudere persoon gezien? – staat echter haaks op het feit dat steeds meer mensen oud worden in stedelijke omgevingen, aangezien naast ‘vergrijzing’ ook ‘verstedelijking’ een fenomeen is dat de 21ste eeuw typeert.

Met deze uiteenzetting in het achterhoofd stelt Karen Schilders dat het aanleggen en de motivering van speeltuinen voor bejaarden in stedelijke publieke ruimtes door beleidsmakers altijd op een kritische wijze benaderd moet worden. Toch schetst Schilders geen eenzijdig negatief beeld van het initiëren en onderhouden van speeltuinen voor bejaarden, aangezien deze ook ouderen thematisch op de agenda zetten in stedelijke contexten. Het werkelijk ruimte maken voor ouderen in de stad brengt ook kansen voort tot het creëren van mentale ruimtes waarin de bestaande beeldvorming over ouderen op een positieve wijze kan omgevormd worden.

De term ‘speeltuinen’ die onveranderlijk met kinderen geassocieerd zal blijven maakt het bovendien voor de ouderen en beleidsmakers die gebruik maken van de speeltuinen in kwestie ook mogelijk om op een actieve manier de ondertoon van ‘kindsheid’ aan te wenden. Ouderen verliezen immers niet hun creativiteit en speelsheid, zoals het televisieprogramma Benidorm Bastards recentelijk nog toonde. Door op een verrassende manier uit de hoek te komen of door een verrassende plaats zoals een speeltuin te benutten wordt de verscheidenheid van ouder worden in de stad gevisualiseerd. Dit is van het grootste belang om ‘gelukkig’ lang te kunnen leven, aangezien Schilders’ onderzoek toont dat de levenskwaliteit van ouderen erin bestaat de verschillende kwaliteiten van leven en ouder worden te waarderen.

Schilders levert met haar genuanceerde internationale vergelijkende studie tussen Nederland en België een belangrijke bijdrage aan het debat over vergrijzing. Ze toont aan dat speeltuinen voor ouderen in de stad niet als reservaten met ‘uitstervende species’ mogen ontwikkeld worden, maar moeten gepaard gaan met de opvatting dat de volledige stad ook een speeltuin voor ouderen is. In navolging van de Ierse auteur George Bernard Shaw is ze er immers van overtuigd dat “we niet stoppen met spelen omdat we oud worden, maar oud worden omdat we stoppen met spelen” (“We don’t stop playing because we grow old, we grow old because we stop playing.”). En ze speelden nog lang en gelukkig…

Download scriptie (2.03 MB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2013