Image repair bij dopingzondaars in het wielrennen: Een analyse van imagoherstelstrategieën en taalgebruik

Glenn
Sebregts

De wielersport heeft, meer dan de meeste andere sporttakken, sinds zijn begindagen af te rekenen gekregen met kritiek die het oneerlijke karakter van de sport viseerde. In een beginstadium concentreerden deze kritische stemmen zich vooral op renners die delen van het parcours afsneden, de trein namen om sneller te zijn en andere ingenieuze manieren verzonnen om tot winnaar gekroond te worden. Sinds 1960 verlegde de focus van kritische commentaren zich echter naar de alomtegenwoordige aanwezigheid van dopinggebruik in de wielerwereld. De laatste jaren bereikte deze kritiek een hoogtepunt op basis van grootschalige dopingonderzoeken zoals Operación Puerto uit 2006, op basis van dewelke ongeveer alle Ronde van Frankrijkfavorieten genoodzaakte waren de strijd te staken nog voor de wedstrijd daadwerkelijk begonnen was, en de zaak rond Lance Armstrong, die in 2013 uiteindelijk van zijn voetstuk viel als meeste succesvolle Tour de Francerenner aller tijden.

Hoewel het duidelijk mag zijn dat wielrennen één van de populairste maar eveneens één van de meest controversiële sporten uit de recente geschiedenis is valt op dat er slechts zeer geringe academische aandacht bestaat voor de manier waarop gecontesteerde beoefenaars van de wielersport proberen hun blazoen op te poesten. Daarom bestond het doel van deze masterproef erin om, op basis van een grondige analyse van vier afzonderlijke dopingaffaires, een substantiële bijdrage te leveren aan het onderzoeksveld rond reputatieherstelstrategieën in het wielrennen. Daarenboven werd ook getracht om na te gaan of er mogelijkerwijs een verband bestaat tussen de gebruikte imagoherstelstrategieën en de taalkundige technieken waarvan in opspraak geraakte wielrenners zich bedienen. Om deze verschillende onderzoeksdoelstellingen te realiseren werden autobiografieën die handelden over de bestudeerde cases en, in mindere mate, verschillende online dan wel gedrukte publicaties uit binnen- en buitenland aan een diepgaande analyse onderworpen.

Wat betreft het gebruik van imagoherstelstrategieën werd bevonden dat de bolsteringstrategie duidelijk het vaakst aangewend werd. Bolstering werd in op één na alle gevalstudies als de meest frequent gehanteerde imagohersteltactiek aangeduid. Een dergelijke bevinding lijkt logisch aangezien wielrenners die zich in het oog van een publieke storm bevinden omwille van dopingaantijgingen hun verdediging best baseren op de benadrukking van hun eigen positieve eigenschappen. Op deze manier kan het publiek er dan toe bewogen worden om te concluderen dat het deze eigenschappen en niet het gebruik van doping waren die tot de sportieve prestaties van de gecontesteerde wielrenners leidden. De positieve eigenschappen die het vaakst in de verf gezet werden in de context van het gebruik van de bolsteringstrategie zijn Spartaanse trainingsgewoonten en een onvoorwaardelijk respect voor de waarden van de wielersport.

Andere reputatiehersteltactieken die op regelmatige basis aangewend werden in de onderzochte publicaties waren die van differentiatie, defeasibility, corrective action, provocatie en minimalisatie. Deze laatste twee strategieën bleken sterk aan elkaar gerelateerd te zijn in het kader van dit artikel aangezien ze beidden focusten op het feit dat bijna alle wielrenners schuldig zouden zijn aan het gebruik van prestatiebevorderende middelen. De differentiatietechniek kwam dan weer het duidelijkst naar voren in verklaringen waarin de renners verwezen naar andere voorbeelden van drugsgebruik die als veel ernstiger ingeschat zouden moeten worden zoals het dealen van harddrugs. De corrective action techniek werd op zijn beurt vooral ingezet om te benadrukken dat de veroordeelde dopinggebruikers al het mogelijke deden om jonge sporters in te lichten over de negatieve gevolgen van dopinggebruik. De tactiek van defeasibility, ten slotte, werd aangewend om aan te geven dat dopinggebruik niet meer was dan een noodzakelijke vereiste om de wielersport op een competitieve wijze te beoefenen.

Een laatste opmerkelijke bevinding betreffende het gebruik van imagoherstelstrategieën was dat de minst gebruikte techniek die van mortification was. Desondanks werd in een het merendeel van de reeds verschenen onderzoeksartikels over imagoherstel de nadruk gelegd op het enorme belang van het toegeven van schuld en het tonen van bereidheid om te boeten voor de gemaakte fouten.

De analyses over het gebruik van metadiscours toonden dan weer aan dat vooral self-mentions vaak voorkomen in het discours van in dopingopspraak geraakte wielrenners. Deze bevinding is zeer opmerkelijk aangezien in andere studies over het gebruik van metadiscours self-mentions steevast één van de minst gebruikte categorieën van taalkundige elementen zijn. Discourse connectives waren dan weer de tweede grootste categorie van metadiscursieve markeringen in deze studie wat gebruiksfrequentie betrof. De frequentie waarmee deze elementen aangetroffen werden – in ongeveer tien percent van alle fragmenten – lijkt logisch aangezien de functie van discourse connectives erin bestaat om verbindingen te leggen tussen verschillende delen van een uitgebreid discours – zoals bijvoorbeeld een autobiografie. Certainty markers, die bij aanvang van deze studie als essentiële en dus frequent aangewende taalkundige elementen met het oog op imagoherstel ingeschat werden, werden in slechts drie percent van alle onderzochte tekstfragmenten teruggevonden.

De analyses over de koppeling tussen het gebruik van imagoherstelstrategieën en metadiscursieve markeringen demonstreerden to slot een duidelijke relatie tussen het gecombineerde gebruik van engagement markers en de defeasibility-tactiek. Een dergelijke koppeling lijkt tot synergetische resultaten te kunnen leiden aangezien de effectiviteit van de defeasibility tactiek afhankelijk is van de mate waarin het beoogde publiek zich kan inleven in de positie van een individu dat zich genoodzaakt voelt om aan imagoherstel te doen. Engagement markers zijn geschikt om dit inlevingsvermogen te verhogen aangezien hun kernfunctie erin bestaat om de betrokkenheid bij de inhoud van een boodschap vanwege de ontvangers van deze boodschap in zo sterk mogelijke mate te verhogen.

Aangezien er slechts een beperkte onderzoeksgeschiedenis over het onderwerp van deze masterproef voorhanden is, kunnen er nog geen definitieve conclusies getrokken worden op basis van de resultaten uit dit onderzoek. Vervolgonderzoek is daarom onontbeerlijk en kan zich onder andere focussen op de effectiviteit van de gebruikte imagoherstelstrategieën of de rol van derde partijen zoals sponsorende teams.

Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2014