Het patriabeeld in het drukwerk van de Franstalige gewesten tijdens de Nederlandse Opstand (1579-1590)

Marijn
Vanhoutven

België en Nederland: van eenheid tot vervreemding?

Zaterdag 5 juli 2014. België verliest op het WK in de kwartfinale van Argentinië. Verslagenheid in het ganse land. Dubbele gevoelens ook op het festivalterrein van Werchter. “Zolang de Hollanders maar niet winnen” hoor ik verscheidene Belgen zeggen. Ik moet toegeven dat ik één van hen was. België en Nederland hebben reeds lange tijd een haat-liefdeverhouding onder diens inwoners. Toch kenden ze een gezamenlijk geschiedenis tot laat in de zestiende eeuw, wanneer beiden de Nederlanden vormden.

Die Nederlanden, ook wel eens de Zeventien Provinciën genoemd, waren een van bovenaf en per toeval tot stand gekomen statencomplex. Karel V, koning van Castilië en Aragon, landheer van de Nederlanden en keizer van het Heilig Roomse Rijk rondde het proces in 1543 af. Desondanks was dat staatsvormingsproces niet in alle delen even intensief doorgevoerd. De verstedelijkte en op handel en industrie gerichte gebieden als Brabant, Vlaanderen, Holland en Zeeland kenden een veel sterkere staatsvorming, in tegenstelling tot de op landbouw gerichte periferie waar de adel nog talrijk was en het Rooms-katholicisme sterk werd vertegenwoordigd. Vanaf de jaren 1560 ontstond er onvrede binnen bepaalde lagen van de bevolking tegen het Habsburgse beleid. Daarmee samengaand kwam tal van drukwerk in omloop dat enerzijds de troebelen in de Nederlanden aankaarten, maar anderzijds ook een beeld van staatkundige eenheid propageerden. Bovendien was het meeste drukwerk, zoals pamfletten en prenten, relatief goedkoop, waardoor het toegankelijk werd voor een grote groep van mensen. Dat beïnvloedde de publieke opinie en identificatie met een gemeenschappelijk vaderland, dat ontstond vanaf de late jaren 1570.

Hiaat
Tot zover de inleidende geschiedenisles. Het is namelijk niet de bedoeling de gehele Nederlandse Opstand uit te leggen, maar net te kijken naar het bestaan van een zeker besef van patria en eenheid in de vroegmoderne Nederlanden. Het is een debat dat reeds een lange traditie kent. In de negentiende eeuw voedde het nationalisme zich met geschiedenis en andersom. Dat bracht stellingen met zich mee waarin historici beargumenteerden dat België en Nederland twee afgescheiden, met elkaar niets gemeens hebbende volksgroepen waren. Zo was volgens de negentiende-eeuwse Nederlandse historicus Robert Fruin de zestiende-eeuwse splitsing in de Nederlanden tussen Noord en Zuid een noodzakelijke en allesbehalve toevallige gebeurtenis. Ook andere negentiende – en twintigste-eeuwse historici als de Nederlander Herman Theodoor Colenbrander wezen met de huidige grenzen van België en Nederland in hun achterhoofd op de verschillen tussen het Noorden en het Zuiden. Zo zouden reeds in de middeleeuwen gebieden als Brabant en Vlaanderen meer op de Franssprekende gebieden georiënteerd zijn, terwijl Holland en Zeeland werden gezien als de voorlopers van de latere Nederlandse Republiek. Pas in het interbellum kwam daar verandering in. Aanleiding daartoe was de Groot-Nederlandse geschiedschrijving van de Nederlandse hoogleraar Pieter Geyl.

Hij gaf daarmee aanzet tot een nieuwe visie binnen het historiografische debat, een visie die verscheidene historici tot op de dag van vandaag nog steeds volgen. Desondanks focuste het debat zich veeleer op de Nederlandstalige gewesten (Vlaanderen, Brabant, Holland en Zeeland) en veel minder op de Franstalige gewesten (Henegouwen, Artesië en Waals-Vlaanderen). Daarenboven is er nog nauwelijks onderzoek verricht naar het patriabeeld in drukwerk van diezelfde Franstalige gewesten. Net daarom is dit onderzoek zo belangrijk, willen we een duidelijk beeld krijgen van het ganse patriabeeld in de vroegmoderne Nederlanden.

Cijfers
In totaal werden negenenveertig werken onderzocht binnen een periode van dertig jaar. Het hoogtepunt lag in de eerste vijf jaar na het Verdrag van Atrecht, een verdrag waarin de Franstalige gewesten zich verzoenden met koning Filips II begin 1579. Ongeveer eenenzestig procent van het werk werd gedrukt binnen die jaren. Uitschieters waren de jaren 1579 en 1580. Samen leverden ze eenenveertig procent. Het blijkt dus dat voornamelijk de eerste jaren na het Verdrag belangrijke drukjaren waren. Dat had voornamelijk te maken met de politieke machtssituatie in de Nederlanden na de Unie. Landvoogd Alexander Farnese verplaatste zijn hoofdzetel naar Bergen en liet de provinciale raad van Vlaanderen naar Dowaai verhuizen. Beide steden profiteerden van die situatie, wat een opvallende en vernieuwende vaststelling was.

Wat stond er nu eigenlijk in het drukwerk? Met andere woorden, welke boodschap verspreidden ze? In quasi al de drukken afkomstig uit de Franstalige gewesten werd een vaderlandsbeeld gepropageerd. Telkens riepen ze op tot een algemene eenheid en hereniging van het totale vaderland, omdat zowel de Unie van Atrecht als die van Utrecht van 1579 de Nederlanden in twee hadden verdeeld. Termen als le Pays Bas of Belgicque moesten daarvoor verwijzen naar de gehele Zeventien Provinciën. Alle gewesten maakten volgens de pamfletauteurs deel uit van dat vaderland, ongeacht hun positie. Er was daarin ook een duidelijke tendens te bespeuren. Telkens opnieuw werd Willem van Oranje, leider van de opstandelingen, aangehaald als oorzaak van alle troebelen. Hij had verdeeldheid gezaaid binnen de Nederlanden om zijn eigen macht te vergroten. Tot lang na zijn dood in 1584 hingen pamfletten dat beeld op.

Natuurlijk is het moeilijk te achterhalen waarom de Franstalige gewesten dat nu echt deden. Misschien dat ze echt in een hereniging van de Nederlanden geloofden. Of misschien wilden ze toch vooral hun eigen blazoen oppoetsen. Het was namelijk merkbaar dat hun boodschap na 1580 stelselmatig afnam. Bovendien veranderde de inhoud ervan tegen het einde van de jaren 1590. De hereniging werd steeds een minder belangrijk doel in de pamfletten van de Franstalige gewesten. Desondanks was de scheiding binnen de Nederlanden geen onvermijdelijk, natuurlijk gegeven, maar een toevalligheid. Langs beide kanten van de Unies trachtten de gewesten het algemene vaderland te restaureren. Telkens opnieuw propageerden de Franstalige gewesten een algemeen vaderlandsbeeld, bestaande uit de Nederlanden of Zeventien Provinciën. Met andere woorden, België en Nederland zijn toch niet zo verschillend van elkaar. Laat ons dat bij het volgende WK vooral niet vergeten.

Download scriptie (4.46 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2014
Thema('s)