Liefde, Lijden en Verzet. Emotionele (tegen)praktijken in het Rijksopvoedingsgesticht voor lastige of weerspannige meisjes te Brugge (1927-1941)

Laura
Nys

Liefde, lijden en verzet

Historisch-criminologisch onderzoek naar jeugddelinquentie in België is hot. Afgelopen jaren verschenen er verscheidene doctoraatsstudies over een waaier aan onderzoeksvragen binnen het veld van de jeugddelinquentie. Deze studies richtten zich echter veelal op het discours over de jeugddelinquent, maar de stem van de jongere zelf blijft hierbij onzichtbaar. In mijn onderzoek wilde ik iets doen aan deze leemte en richtte me expliciet op het perspectief van de jeugddelinquent.

Bij het doornemen van persoonsdossiers van meisjes die gedetineerd waren in het Rijksopvoedingsgesticht voor lastige of weerspannige meisjes te Brugge –de disciplinaire vleugel van de heropvoedingsgestichten begin twintigste eeuw- botste ik op een hele reeks brieven. Het ging om brieven gericht aan familieleden, aan de directeur van de instelling, en bovenal uitermate geschikt voor mijn onderzoek: billets clandestins; verboden briefjes die de meisjes in het geheim aan elkaar uitwisselden om de strenge communicatieregels van de instelling te ontlopen. Deze briefjes waren vaak papiersnippers (verscheurd om het risico op betrapping te verminderen), geschreven met een bruinrode inkt (vaak bloed, zo bleek uit het briefje van Georgette[1]), en inhoudelijk leken ze niets meer te bieden dan roddels of liefdesverklaringen.

En toch. Na een eerste lezing viel op dat emotie-expressie een prominente aanwezigheid bekleedde in de billets clandestins. “Ma chère petite Bebette, tu sais que mon amour est un feu et que ma passion est très forte. Je voudrais te presser sur mon cœur et te faire l’amour, et j’attends un de tes baisers ardents avec impatience"[2], schreef Emilienne bijvoorbeeld aan Georgette. “Petite cherie, je me suis faite mise au cachot pour pouvoir souffrire pour toi , tu voix comme ta Loulou t’aime,”[3] lezen we bij Marie. Door een view from below die de stem van de meisjes –en niet die van de overheden- als vertrekpunt neemt, komt er een element aan het licht dat in de officiële bronnen onzichtbaar is: de emotionele beleving van de opsluiting.

Om deze emotiedimensie te analyseren, maakte ik gebruik van verschillende theorieën binnen de emotiegeschiedenis. Het combineren van verschillende theoretische concepten stelde me in staat diverse aspecten te onderzoeken: de impliciete voorschriften rond emotie-expressie die het rijksopvoedingsgesticht uitdroeg en afdwong, de manier waarop de meisjes hun opsluiting en sancties beleefden, en de rol van de billets clandestins in de gemeenschap van de meisjes.

Uit mijn onderzoek bleek dat de emotienormen die gehanteerd werden in het rijksopvoedingsgesticht te Brugge grotendeels gelijkliepen met de negentiende-eeuwse Victoriaanse emotievoorschriften. Deze emotienormen overlapten sterk met de genderrollen, in die zin dat de sociaal gewaardeerde emoties van de vrouw in functie stonden van hun taak als echtgenote en moeder. De vrouwelijke emoties behoorden gelijkmoedig en zachtaardig te zijn, en volledig gericht te zijn op het bijeenhouden van het gezin. Binnen het rijksopvoedingsgesticht stond bovendien een perfecte beheersing van de emoties centraal. Zo werd Alice gestraft toen ze bij een slechte gedragsevaluatie openlijk haar ongenoegen had geuit,[4] maar werd Justine dan weer acht dagen in afzondering geplaatst omdat ze zich te onverschillig had betoond bij een slechte wekelijkse gedragsevaluatie.[5] Waar Alice dus werd gestraft wegens het uiten van een ongepaste emotie, werd Justine gestraft wegens het niet uiten van emotie. Deze sancties wijzen op het bestaan van uiterst fijne regels inzake het vertonen van emoties binnen de muren van het rijksopvoedingsgesticht.

 

Hoe gingen de meisjes om met deze emotienormen? Ik beargumenteer dat het grote aantal billets clandestins wijst op het bestaan van een ‘emotional refuge’; een gemeenschap waarin de meisjes trachtten te ontsnappen aan de dominante emotienormen. De meisjes konden doorheen hun briefwisseling een dam bouwen tegen de normen die vanuit het rijksopvoedingsgesticht werden opgelegd: sensibiliteit, gelijkmoedigheid, vlijt, een hoge mate aan eerbied, en bovenal een rigide zelfbeheersing -zowel met betrekking tot woede als affectie.

De normen van de emotional refuge die doorheen de briefwisseling worden geconstrueerd, zijn geheel tegengesteld aan de normen van de autoriteiten. De emoties die worden geuit kennen bijvoorbeeld een sterke intensiteit, en vooral liefde en lijden vervullen hierin een grote rol. De liefde die bij de meisjes hoog in het aanzien staat is bovendien geen heteroseksuele liefde, maar een liefde tussen vrouwen. De liefde is actief, gulzig, nieuwsgierig naar en happig op lichamelijke affectie. Hierdoor staat ze in fel contrast met de gendergerelateerde emotienormen met betrekking tot liefde, die de vrouwelijke seksualiteit eerder beschouwt als de passieve, plichtsbewuste liefhebbende aard van de echtgenote. De billets clandestins boden de gedetineerden dus een mogelijkheid om onderling te communiceren over persoonlijke kwesties en gevoelens die indruisten tegen de normen van het emotioneel regime.

Maar we kunnen nog verder gaan. Door de billets clandestins te contrasteren met de brieven die naar de directie of naar familie werden gestuurd, blijkt dat de meisjes heel goed op de hoogte waren van de emotienormen, en zich dus zeer goed bewust moeten zijn geweest van het rebelse kantje van hun briefjes. Ik beargumenteer dat net door dit bewustzijn, de emotie-uitingen in de briefwisseling als een vorm van doelbewust verzet mogen worden beschouwd.

Bijgevolg kunnen ook gedragingen als roepen, agressie en ordeverstoringen in een nieuw licht worden geïnterpreteerd. Wat algemene vormen van tegendraadsheid lijken te zijn, kunnen stuk voor stuk worden gezien als een specifieke vorm van ongehoorzaamheid -dan wel verzet- tegen de rigide emotienormen.

Uit mijn onderzoek blijkt hoe belangrijk het is om bronnen op te sporen waarin mensen aan het woord komen die zelden gehoord worden. Bronnen als deze kunnen ons wijzen op elementen die maar al te makkelijk over het hoofd worden gezien en die vernieuwende inzichten kunnen opleveren, zoals de rol van emoties, macht en verzet in een heropvoedingsinstelling. Elementen die onzichtbaar zijn in de officiële bronnen, maar des te prangender aanwezig waren in de beleving van de meisjes.


[1] RAB, RK/ROG Brugge, n° 846: Dossier 185: Georgette V. 

[2] RAB, RK/ROG Brugge, n° 835: Dossier 51: Emilienne S. 

[3] RAB, RK/ROG Brugge, n° 830: Dossier 1: Clémentine A. 

[4] RAB, RK/ROG Brugge, n° 628: Registers voor de inschrijving van tuchtstraffen van het rijksopvoedingsgesticht, 12/01/1930

[5] RAB, RK/ROG Brugge, n° 628: Registers voor de inschrijving van tuchtstraffen …,  20/09/1931.

 

Download scriptie (2.22 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2014