Hier laat ik je los. Een historische en musicologische studie van de Vlaamse kleinkunst. Casus: Wim De Craene

Sven
Sabbe

The rise and fall of Wim De Craene

“Voor zestienjarigen ben ik de zanger van vroeger.” Een citaat uit 1980 door de Vlaamse zanger Wim De Craene. De Craene stierf in 1990, maar zijn nummers spreken nog altijd tot de verbeelding. Bijna vijfentwintig jaar na zijn dood kunnen we zelfs spreken van een Wim De Craene-revival.

Wim wie?

Wim De Craene begon zijn muziekcarrière begin jaren zeventig. Met “Tim” en “Rozane” nestelde hij zich in het rijtje van Grote Vlaamse Kleinkunstenaars. Het zijn nummers die vandaag de dag nog steeds te horen zijn op onze radio. Het zijn ook die twee nummers die terug te vinden zijn in 100 op 1 op Radio 1 en 1000 Klassiekers van Radio 2. In 2007 haalde Andrea Croonenberghs zilver met haar versie van “Rozane” tijdens de liedjeswedstrijd Zo is er maar één. Begin september wijdde het Canvasprogramma Belpop zelfs een volledige aflevering aan de zanger uit Wetteren.
Hij moet toch ergens een gevoelige snaar geraakt hebben. Wim De Craene stond dan ook op een scharnierpunt binnen de Vlaamse muziek. Samen met generatiegenoten zoals Johan Verminnen en Jan De Wilde bracht hij elementen uit de Amerikaanse en Engelse popmuziek in de Nederlandstalige kleinkunst.

Kleinkunst: meesterwerken in drie minuten tijd

Over de term ‘kleinkunst’ alleen worden interviews en boeken volgeschreven. Misschien even kort de feiten.
Aan het eind van de negentiende eeuw ontstaat er in de Parijse kroegen een nieuw soort muziek. Het is een vermenging tussen het aloude volkse lied, maar met de grandeur van een klassieke compositie. Naast de muziek wordt ook de tekst belang
Ongeveer tegelijkertijd krijgen we in Nederland hetzelfde te zien; ditmaal niet in de kroegen, maar in de theaters. Acteurs grijpen naar het lied om de sociale onrusten te vertolken.
Zoals bij vele wereldschokkende gebeurtenissen volgt in België de trend zo’n zestigtal jaar later. Omstreeks 1950 krijgen we Nederlandstalige chansonniers: met een eenvoudige muzikale begeleiding brengen zij liederen met hoogstaande teksten. Op dat moment is het Franse chanson enorm populair. Artiesten zoals Jacques Brel en Georges Brassens zijn wereldsterren. Vlaanderen heeft ook zijn eigen idolen: Miel Cools, Will Ferdy …
Kleinkunst wordt al snel een echte hype. Er worden scholen opgericht waar kleinkunstenaars het vak kunnen leren. Festivals schieten als paddenstoelen uit de grond. Maar de chansonhype is maar van korte duur.

Elle t’aime, yé-yé-yé

In Frankrijk duikt een nieuwe generatie artiesten op. Ze zijn opgegroeid met het Franse chanson, maar luisteren evengoed naar The Beatles, The Rolling Stones … kortweg alles dat overzee komt. De akoestische gitaar wordt overboord gekieperd: de jonge generatie chansonniers treden op met elektrische gitaren en een drumstel.
In Vlaanderen zien we hetzelfde gebeuren. Jan De Wilde verbaast vriend en vijand door om zich heen te stampen met zijn groep, Johan Verminnen wordt van het podium gekegeld als hij zijn versterker inplugt.
Ook Wim De Craene gaat dezelfde kant op. Terwijl zijn eerste plaat nog ‘klassiek chanson’ te noemen is, gaat hij al snel de elektrische toer op. En met succes: hij scoort zijn eerst grote hits onder het alziend oog van producer Jean Blaute en trekt Vlaanderen rond.

Nogmaals: Wim wie?

Wim De Craene stopte hier echter niet. Hij evolueerde bij elke release, en ging ook plaat na plaat verder weg van de klassieke kleinkunst. Doorheen zijn carrière fietste Wim De Craene – met wisselend succes – langs verschillende genres. Kleinkunst, cabaret, soul, rock, synthpop: hij speelde het allemaal.
Meer nog: hij ging specifiek op zoek naar muzikanten en producers om hem te ondersteunen. Hij speelt eind jaren zeventig samen met een Duitse band, The Headband. Zij injecteren zijn muziek met een stevige dosis Stevie Wonder. Het genie van de liedjesschrijver wordt maar in de verf gezet door de muzikanten die met de songs werken. Of zoals de Franse socioloog Antoint Hennion zei: “The song is nothing before the ‘arrangement’, and its creation occurs not really at the moment of its composition but far more at the moment of orchestration, recording and sound mixing.”
Probeer maar een goed nummer te schrijven. Zonder goede producer, zonder goeie muzikanten, raak je nergens. En die invloed van de muzikanten en producer is telkens heel duidelijk.
Zo ook bij Wim De Craene. De nummers die hij schrijft keren vaak terug op dezelfde elementen. Het is pas als de arrangeur er zijn violen of synthesizer op loslaat, dat het nummer zijn ware gelaat toont. En van gelaat veranderen: dat kon Wim De Craene als de beste.

1990 - 2014

Hoe zou het komen dat, vierentwintig jaar na zijn dood, zijn nummers nog steeds gedraaid worden? De Craene wou duidelijk meer doen dan gewoon een nummer schrijven. Hij wou de mensen raken – en liefst dan nog zoveel mogelijk mensen tegelijkertijd. Zijn veelzijdig oeuvre is een weerspiegeling van iedereen waar hij mee gewerkt heeft.
De Craene stond aan de wieg en aan het doodsbed van de kleinkunst. Hij groeide op met Miel Cools en Jacques Brel, en sloop eigenhandig de enge muren van zijn genre. Hij brak het open naar de Vlaamse popmuziek.
Hoe hij dat precies deed? In “Hier laat ik je los. Een historische en musicologische studie van de Vlaamse kleinkunst. Casus Wim De Craene” onderzoek ik de muziek van De Craene. Via interview met bandgenoten, producers en collega’s schets ik zijn muzikale leven. Daarna ga ik in op de dieper liggende elementen van zijn muziek.
En nu moet je vooral zelf luisteren naar die prachtige muziek.

Download scriptie (3.19 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2014
Thema('s)
Kernwoorden