The Depiction of Iran in United States Media

Yasmine
Sadri

Iran in de media

De keuze
Als Belg met ouders van Iraanse afkomst hoor ik al 22 jaar dat ik de berichtgeving over Iran met een korrel zout moet waarnemen. Opgevoed tussen België en Amerika, zag ik dat vooral de media in de Verenigde Staten vaak een beeld schetste van een land, mijn land, waar ik me helemaal niet mee kon identificeren. Met drie culturen onder de knie en een leven vol verhalen, van revoluties tot verkiezingen tot opmerkelijke culturele gewoonten, liet ik via sociale media en teksten aan al mijn naasten horen dat het beeld in de media niet strookte met de realiteit. Dat was al een begin.

Toen ik begon aan mijn master opleiding vergelijkende en internationale politiek eind 2013 wist ik dat ik, door werk en studies te combineren, pas een jaar later aan mijn scriptie zou mogen beginnen. Ik wist daarnaast wel met zekerheid, en dit al heel lang, dat ik over Iran wou schrijven. Na al wat mijn grootouders en ouders hadden opgeofferd opdat ik als eerste persoon in een enorm grote familie kon gaan studeren, was dit het minste wat ik kon terug doen. Een ode aan mijn moederland en de familie die er achter blijft. Na overleg met professor en uiteindelijke promotor Peter Verlinden, koos ik een onderwerp. Een onderwerp wat later zou samengevat worden met de volgende Engelse woorden in een Engelstalige scriptie: “The depiction of Iran in United States media: An analytical overview of United States media reporting on U.N. Security Council resolutions against Iran since 2006.”

Het begin
In de zomer van 2014 stuurde ik mijn voorstel de wereld rond. Voor buitenlands onderzoek wou ik het liefst van al naar Iran gaan. Al snel wist mijn universiteit dat af te keuren, met gegronde redenen. Het was er niet veilig, het was een risicovol onderwerp,… Noem maar op. Zelf ging ik ongeveer één keer per jaar naar Iran, maar begreep goed dat het niet simpel zou zijn om onderzoek te voeren in een land waar de media in de handen is van dezelfde overheid die er voor zorgt dat ik op elke straathoek in Iran mijn hoofddoek weer goed moet trekken. Ik zocht dus verder. Na weken rond te mailen en een paar positieve reacties, koos ik uiteindelijk om onderzoek te gaan voeren aan de University of California, San Diego, waar professor Babak Rahimi aan het hoofd van het Midden-Oosten departement mij met open armen wou ontvangen.

De uitwerking
Laat me nu wat vertellen over de inhoud van mijn scriptie. Het nucleaire debat tussen de Verenigde Staten en Iran in de laatste jaren heeft de reeds ongunstige betrekkingen tussen de twee landen, tot voor kort, ongetwijfeld verslechterd. De percepties van elkaar worden wederzijds voortdurend aangepast. Met dit onderzoek had ik voor ogen om te verduidelijken of, en in welke mate, er vertekening bestaat bij de berichtgeving over Iran in de Westerse media. Door gebrek aan tijd en middelen beperkte ik mijn onderzoek tot de Amerikaanse media. Ik koos dus voor twee Amerikaanse kranten die zich op twee einden van een spectrum bevonden, of dat toch beweerden. Na keurig onderzoek koos ik voor The Washington Post en The New York Times. Vervolgens koos ik de periode 2006 – 2010, namelijk, de periode waarin de zes eerste resoluties tegen Iran door de Verenigde Naties werden geratificeerd. Belangrijk voor mij waren de sancties die gepaard gingen met deze resoluties, en de nefaste gevolgen hiervan op het leven van de Iraanse burger. Graag wou ik weten hoe hierover werd berichtgegeven in de media in de rest van de wereld, gezien de staatsburgers moesten boeten voor fouten gemaakt door overheden.

Via Lexisnexis, een online databank van gepubliceerde artikels, kon ik, met behulp Nvivo, een software pakket voor kwalitatieve analyses, een 140-tal artikels ontleden en coderen. Ik maakte gebruik van een soort trechtermodel met drie verschillende stappen. Een eerste code bestond uit de drie frames van Scheufele (1999): een politiek frame, een economisch frame en een socio-cultureel frame. Het tweede deel van mijn “frame-funnel” bestond uit een meer specifiek frame-pakket met 15 categorieen van Boydstun, Gross, Resnik en Smith. Een derde en laatste waarneming werd gemaakt over de algemene toon van het artikel. Hiervoor maakte ik gebruik van de definities uit het Merriam-Webster woordenboek van de woorden “positive”, “negative” en “neutral”.

Mijn resultaten toonden aan dat, naast de overheersende negatieve toon bij artikels, de meeste artikels konden geframed worden onder de politieke categorie, en verder in categorieën zoals “external regulation and reputation”, “politics”, en “security and defense”. De studie concludeert dan ook dat naast een zeer politieke constructie in verslaggeving, de kranten ook vaak de neiging hebben om de negatieve aspecten van de Iraanse overheid te benadrukken. Negatieve kenmerken van de leiders, alsook hun beslissingen in het nucleaire debat, verwijzend naar de corrupte regulatie en reputatie van de Iraanse overheid. Deze combinatie van agenda-setting, priming en framing heeft onmetelijke gevolgen: de consumenten van het nieuws worden blootgesteld aan bepaalde visies over Iran. Het grimmige proces om hun mening te wijzigen maakt een belangrijk deel uit van de huidige internationale betrekkingen. 

Het vervolg (of ook ‘De wens’)
Na drie maanden aan UCSD, vier maanden stage bij MEDEA (Europees instituut voor het onderzoek over Mediterrane en Euro-Arabische samenwerking) te Brussel en de nodige thesis-stress, was mijn scriptie klaar begin mei, 2015. Wat me natuurlijk al een lange tijd op viel is dat het onderwerp waar ik al jaren zo gepassioneerd over vertelde, nu plots veel aandacht kreeg in de Westerse media. Zo kwamen mijn vrienden af met vragen. Was Iran dan toch  moderner dan we voordien gedacht hadden? Waren Iraanse jongeren dan ook, net zoals ons, vrijgevochten levensgenieters? Door een onderwerp te kiezen waar niemand aan onze universiteit zich ooit aan gewaagd had, kreeg ik ook door professoren en academici de vraag of ik hier niet verder mee wou gaan. Hier mocht geen twijfel over bestaan. Na deze zomer te hebben gewerkt voor De Standaard, heb ik de journalistieke smaak te pakken gekregen. Graag zou ik, mits de nodige middelen beschikbaar te hebben, meer onderzoek willen voeren over de politieke betrekkingen tussen Iran en België. Een andere hoop is dat ik met mijn andere ervaringen en culturele kennis, de kloof kan dichten tussen die culturen (en andere). Op mijn proclamatie sprak ik me als studentenvertegenwoordiger hier dan ook over uit. Het applaus op het einde van mijn speech zei me één ding: de wereld is klaar voor de waarheid. Beschouw dit schrijven als een pleidooi om te voorkomen dat mijn thesis stof gaat verzamelen op de kast van mijn familie in Iran.

Download scriptie (1.17 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2015