A Tale of Three Cities: Independent publishing, small presses, and race in the Midwestern United States

Line
Mertens

Kleine Uitgeverijen en Grote Verhalen

Literatuur heeft voor vele mensen grote waarde. Onze favoriete boeken vormen voor een klein stuk hoe we de wereld zien. Dat geldt zeker voor kleine, onafhankelijke uitgevers in de V.S., die hun tijd en kapitaal investeren in iets waar ze in geloven: goede boeken uitgeven. Dat is mooi. Alleen – het is maar een deel van het verhaal.

Literaire productie heeft de afgelopen decennia grote verschuivingen doorgemaakt onder invloed van de alomtegenwoordige markt. Sinds de tweede wereldoorlog is het uitgeverslandschap in de Verenigde Staten geëvolueerd op twee sporen. In de eerste plaats groeide de druk op uitgeverijen om te fuseren en voortdurende groei na te streven. Dat leidde tot de grote conglomeraten die vandaag de boekenmarkt domineren. Tegelijkertijd is er echter een grote groep onafhankelijke uitgeverijen ontstaan. Financieel gezien spelen deze onafhankelijken of kleine uitgeverijen (the indies of small presses) nauwelijks een rol. Vanuit een cultureel standpunt wordt echter steeds vaker gesteld dat kleine uitgeverijen en onafhankelijkheid de sleutel zijn naar literaire meerwaarde. Maar wie zijn die kleine uitgevers en hoe zien zij literatuur?

Verplaatsen we ons naar drie grote steden in the Midwest. Chicago, Minneapolis-St. Paul en Detroit – vormen de achtergrond voor dit onderzoek. In elk van deze steden werken verschillende onafhankelijke literaire uitgevers met elk een eigen achtergrond en missie. Bij elk van deze uitgeverijen leeft een visie over wat literatuur is of zou moeten zijn en die verschilt. Sommige uitgevers stellen zich ten dienste van hun literaire esthetica of van een bepaald literair genre (Poëzie wordt ondergewaardeerd! Horror is ook literatuur! etc.), nog andere maken van hun boeken kunstobjecten met uitgekiend drukwerk, en sommige stellen dat ze enkel hun vrienden uitgeven. En dan zijn er nog, ten slotte, diegene die een maatschappelijk verschil willen maken en in hun missie ongelijkheid aankaarten. Zij zetten zich bijvoorbeeld in om vrouwen te publiceren of schrijvers met een andere huidskleur dan blank. En dan wordt het problematisch. Want sociaal engagement en hoge kunst – zo is bon ton – horen niet samen. Net die assumptie wil deze thesis aankaarten als problematisch.

Want er is ongelijkheid in de maatschappij – onze kansen worden grotendeels bepaald door onze huidskleur, ons geslacht, de plaats waar we geboren zijn, etc. Diezelfde ongelijkheid komt terug in de waardering van literaire werken. Kijken we naar Chicago, een stad die uit twee delen bestaat: arm en rijk – ofwel zwart en blank. In diezelfde stad bevindt zich een van de grotere uitgeverijen uit dit onderzoek: Third World Press. Third World Press specialiseert zich in de uitgave van Afro-Amerikaanse auteurs. Het is de oudste onafhankelijke uitgeverij van de stad, ze publiceert jaarlijks meerdere boeken en overleeft voornamelijk door boekverkoop (erg uitzonderlijk voor een onafhankelijke literaire uitgever). Daarenboven heeft de uitgeverij een uitgesproken literaire focus en zijn de mensen aan het roer hooggeschoold in de literatuur. En toch, zo blijkt, worden hun boeken nauwelijks gerecenseerd en is hun bestaan amper gekend door de “literaire gemeenschap” van Chicago. Die concrete vaststelling leidt tot de vraag: wat is hier aan de hand?

De raciale segregatie van de literaire wereld is al meermaals in vraag gesteld. In essays geschreven door Junot Diaz, David Mura and Simone White (alle drie hoogopgeleide en gewaardeerde schrijvers) wordt een gebruikelijke en vervaarlijke logica omgedraaid: zou het kunnen dat er een probleem ligt bij de literaire wereld, in plaats van bij de mensen die deze wereld uitsluit? Deze drie schrijvers geven een persoonlijke getuigenis die leidt tot het in vraagstellen van de interne logica van literaire waardering. Die interne logica gaat ervan uit dat kunst enkel puur is wanneer ze zich uitsluitend met kunst bezig houdt. Er wordt daarbij intrinsiek van uitgegaan dat er een universele kunst-maatstaf is, waartegen kunstwerken op mate van kunstzinnigheid kunnen worden gemeten. Die kunst-maatstaf wordt niet in twijfel getrokken – de universaliteit ervan wel. De canon waarmee het literaire establishment is opgeleid is vooralsnog voornamelijk bij mekaar geschreven door blanke mannen – terwijl er ook andere canons bestaan.

Vaak wordt er een universele waarde toegeschreven aan literair werk. Dat literatuur een waarde kan hebben die het specifieke van haar ontstaansgeschiedenis overstijgt, staat niet ter discussie. Te veel ervaringen getuigen van het tegendeel. De vraag is wel waarom dit een eenrichtingsverkeer is? Waarom het blanke-mannen-canon universeel is, terwijl boeken uitgegeven door een Afro-Amerikaanse uitgeverij geen rol spelen voor de Amerikaanse ‘Literatuur’, maar enkel voor een Afro-Amerikaanse gemeenschap?

Die vraag hoeft geen loos punt van discussie te zijn. Over de onderliggende sociologie en psychologie van racisme bestaat een uitgebreid wetenschappelijk kader. Dat kader kan met een verontrustend gemak over de literaire wereld geplaatst worden. Van die denkoefening is deze thesis het resultaat. Vooroordelen bestaan doorheen heel de maatschappij. Ook literaire productie ontsnapt daar niet aan. Vertrekkend vanuit de alternatieve uitgeverijcultuur in drie steden in the Midwest, worden er zo vragen opgeroepen die ook in Vlaanderen relevant zijn. Deze thesis is een onderbouwd pleidooi voor een diverse literatuur. Dat is geen liefdadigheid, maar noodzaak voor literatuur die relevant wil blijven. 

Download scriptie (635.83 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2015