De Rijnbezetting door de Belgische troepen.

Charlotte
Vekemans

Belgische bezetters: de lange schaduw van de Eerste Wereldoorlog

De afgelopen twee jaar herdacht het Belgische volk de gruwel van de Eerste Wereldoorlog, nu honderd jaar geleden. Maar wat gebeurde er toen op 11 november 1918 de wapens zwegen? Toen de rook optrok van het slachtveld aan de IJzer en de partijen samen rond de tafel gingen zitten? Wat volgde is een relatief onbekend stukje Belgische geschiedenis waarin ons land optreedt als bezettingsmacht en zich een weg zoekt tussen de Europese grootmachten.

Wespennest

Vanaf de wapenstilstand op 11 november 1918 bezetten Groot-Brittannië, Frankrijk, de Verenigde Staten en België het gebied aan de linker Rijnoever. België voelde zich verplicht mee te stappen in deze bezetting, hoewel ze niet werd betrokken in de wapenstilstandsonderhandelingen en eigenlijk afkerig stond ten opzichte van een langdurige bezetting. Het kleine landje vreesde de omsingeling door Frankrijk, dat Luxemburg al volledig onder haar invloed had geplaatst. Als Frankrijk ook nog eens het aan België grenzende Rijngebied zou beheersen, zou België omsloten worden door een land dat al verschillende keren op haar grondgebied had geaasd. De heilige schrik voor zo’n omsingeling zou tijdens de hele bezetting door de hoofden van de Belgische staatsmannen spoken. De enige uitweg die de regering en legerleiding zagen was om mee het Rijngebied te bezetten en zo op de hoogte te blijven van de plannen van de geallieerden.

Tijdens de bezetting werd het hoofdkantoor van de bezetters, de Haute Commission Interalliée des Territoires Rhénans, het schouwtoneel van het Europese machtsspel. De nasleep van de Eerste Wereldoorlog en de verschillende politieke spelletjes komen er samen in het kleine gebied tussen België, Frankrijk en de Rijn. ‘Brave Little Belgium’ besefte te laat in wat voor een wespennest het zichzelf had gestort. Na de oorlog hadden de Belgen gehoopt op een plaats tussen de grootmachten. Een plaats die ze naar eigen mening hadden verdiend door de geleverde oorlogsinspanningen. De eerste Belgische stappen in de Europese politiek werden echter op hoongelach onthaald door de Duitsers. De Belgen, die hun neutraliteit nog maar net hadden afgeschud, werden door de geallieerden al snel ingedeeld bij de kleine landjes. De Belgen beseften al snel dat één gewonnen oorlog haar geen grootmacht maakte. Ze kozen dan voor een bemiddelaarsrol, wat helaas ook niet van een leien dakje zou lopen.

Tijd voor revanche

Naast de enorme politieke problemen, werd België ook nog eens geconfronteerd met de dagdagelijkse problemen die een bezetting met zich meebracht. Na Frankrijk leverde het kleine landje het grootste aantal manschappen voor de bezetting en al snel bleek dat de oorlog nog net iets te vers in het geheugen van de soldaten zat. Pesterijen en vernederingen werden dagelijkse kost voor de Duitse bevolking, die daarnaast door de geëiste herstelbetalingen ook nog eens in diepe economische miserie zat. De Duitsers moesten alle Belgische officieren groeten, voor hen aan de kant gaan op straat en hun hoed afnemen. “Hut Ab!” werd een standaardgroet van de Belgen, die er plezier in vonden de Duitsers verder te vernederen. Wanneer de Duitser in kwestie weigerde zijn hoed af te nemen, sloegen de Belgen de hoed van hun hoofd. De legerleiding berichtte meermaals aan Brussel dat de officieren de bezetting zagen als een voortzetting van de oorlog waarin ze wraak konden nemen op de Duitsers.

Vanuit Brussel waren de orders steevast dezelfde: het Belgisch leger moest een goede verhouding tot stand brengen met de bevolking, in het kader van toekomstige economische samenwerking. Ondanks de verschillende orders die vanuit Brussel naar het Rijngebied vertrokken, bleef de legerleiding met problemen kampen. Naast de pesterijen zorgde de verveling bij de troepen helaas al snel voor een welig tierende prostitutie en drugstrafiek. Dit laatste probleem strekte zich zelfs helemaal tot de haven van Antwerpen waar de Amerikaanse soldaten een profijtelijke handel hadden opgezet in cocaïne. Bovendien waren verschillende Belgische soldaten ingekwartierd bij Duitse gezinnen, wat tot veel conflicten leidde. Burgers klaagden over prostituees die het huis betraden, hoge elektriciteits- en gasrekeningen en zelfs mishandelde huisdieren. In een aantal gevallen liepen de spanningen zo hoog op dat er doden vielen aan beide zijden. Met de uitbreiding van de bezetting naar het Roergebied in 1923 werd er een aanslag gepleegd op de Belgen waarbij er tien soldaten het leven lieten. Aan de Duitse zijde waren de slachtoffers meestal burgers die in aanvaring waren gekomen met de Belgen. Het precieze aantal slachtoffers van de bezetting is niet geweten.

Tussen twee vuren

In sommige districten waren de relaties tussen bevolking en bezetters een stuk beter, zoals in Krefeld. Daar zaten de officieren met de handen in het haar omdat bezetter en bevolking elkaar zo leuk vonden dat ze regelmatig met elkaar op café of in bed belanden. Verschillende keren werd er aan de militaire leiding gemeld dat de Belgen gezellig stonden te keuvelen met de Duitse bevolking tijdens hun dienst. Dat was natuurlijk ook weer niet de bedoeling. Lokaal twijfelden de officieren tussen een strikt militair bewind en een vriendelijke behandeling van de bezette bevolking. Op internationaal niveau brachten de gevolgen van de Eerste Wereldoorlog het kleine België middenin een stormachtige Europese strijd. Binnen deze storm balanceerden de Belgen op een slap koord tussen hun droom om als grootmacht te worden geaccepteerd en hun angst verzeild te raken in een politiek conflict dat hen opnieuw in een Groote Oorlog zou storten. Voor veel Belgen en Duitsers, bleek de Eerste Wereldoorlog nog tot ver na 1918 een schaduw te werpen op hun relaties en dagdagelijks leven.

Download scriptie (10.02 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2015
Promotor(en)
Martin Kohlrausch
Thema('s)