Ik herinner me het nog goed. Het was een stralende zomerdag aan het desolate Tunevannetmeer in Sarpsborg, een gemeente in de Noorse provincie Østfold. Tussen het lachen, lezen en leuteren door sloeg Nore plots in alle stilte aan het huilen. ‘ASS’, blokletterde het sms-bericht dat ze zopas van haar moeder Laura ontvangen had. Drie letters zouden het leven van een hele familie drastisch veranderen. Nore’s 18-jarige zus Emma was voortaan officieel bezegeld met een autismespectrumstoornis (ASS). Positieve noch negatieve gevoelens namen de bovenhand. Er doemden vooral veel vragen op. Sven De Boeck
Emma mocht zich dan wel vaak alleen, uniek en anders voelen, door het krijgen van het label werden haar problemen tastbaar. Opeens deelde ze een specifieke psychiatrische diagnose met een heleboel anderen. Zijn het lotgenoten? Gelijkgestemden? Misschien wel, maar gemakshalve worden ze ‘autisten’ genoemd. En zijn autisten ook niet diegenen die moeilijk buiten de hokjes kunnen kleuren en tijdens hun veelvuldige woede-uitbarstingen met het hoofd tegen de muur bonken?
Het stigmatiseringsproces dat met het toekennen van psychiatrische diagnoses in gang gezet wordt, is slechts één ding. Gelukkig brengt zo’n diagnose ook heel wat fortuinlijke elementen met zich mee. Ze werd namelijk in het leven geroepen om mensen beter met hun psychische moeilijkheden te leren omgaan. Een diagnose gaat dan ook veelal gepaard met financiële en professionele hulp in de vorm van omkadering, therapie, begeleiding en – niet onbelangrijk – medicatie. Dit op het eerste gezicht paradoxale karakter van psychiatrische diagnoses werk ik in mijn scriptie verder uit.
Hoe is het om met een psychiatrische diagnose te leven? Hoe gaan gediagnosticeerden daarmee om? Wat zijn de gevolgen van het krijgen van zulke labels? Welke fenomenen gaan hier zoal mee gepaard? Soms volgen er relatief eenduidige antwoorden uit de inhoud, nu en dan brengt de materie ons weer wat verder weg.
Duidelijk is dat de stem van de met ASS-gediagnosticeerde Emma cruciaal is in deze studie. Mijn overtuiging is dan ook dat mensen die zo’n diagnose toegewezen kregen tegen te veel vooroordelen en stereotyperingen opboksen. Bovendien worden ze zelf te weinig gehoord en daarom verdienen ze een luidere stem in het debat.
Om dit duidelijk te maken, vertrekken de filosofische en psychologische reflecties over de bredere problematiek omtrent psychiatrische diagnoses waar mogelijk vanuit een persoonlijke getuigenis van Emma. De verschillende fragmenten zijn telkens gebaseerd op de gesprekken die ik met Emma voerde en de interviews die ik met haar afnam.
In het eerste hoofdstuk zien we hoe Emma zich in haar pubertijd nogal ‘anders’ voelt en ook door ‘anderen’ uitgesloten wordt. We proberen met de joods-Franse filosoof Emmanuel Levinas het concept van ‘de Ander’ beter te vatten en kijken onder meer naar diens voorwaarden om tot de ethische notie van ‘het goede’ te komen.
Ook wordt aangetoond dat mensen die met een psychiatrische diagnose leven meer zijn dan de maatschappelijke rol die ze daardoor vaak toebedeeld krijgen. De manier waarop gediagnosticeerden worden ontmenselijkt en worden gereduceerd tot algemeenheden, kan in overeenstemming met Levinas’ denken als totalitair gezien worden.
In het tweede hoofdstuk wordt het werk Ik en Jij (1923) van de joodse filosoof Martin Buber kort besproken. Uitweidingen over diens denken brengen ons onder andere bij The Truman Show (1998), een Amerikaanse film waarin Emma zichzelf nogal herkent.
Na twee filosofische onderdelen volgt een kleine stijlbreuk. De volgende hoofdstukken focussen immers hoofdzakelijk op (het toekennen van) psychiatrische diagnoses en de neveneffecten daarvan.
Zo leren we uit het verhaal van Emma dat het krijgen en leven met een psychiatrische diagnose veelal paradoxaal is. Dat brengt ons er ook toe om het (proces van) diagnosticeren van naderbij te bekijken. We nemen een fragment uit het psychodiagnostisch onderzoek dat bij Emma werd uitgevoerd onder de loep en bespreken waarom het handboek Diagnostic and Statistic Manual of Mental Disorders (DSM), het in de praktijk veelvuldig gebruikte instrument voor diagnose en statistiek van psychische aandoeningen, zoveel controverse uitlokt. Dat doen we met behulp van verschillende auteurs, waaronder klinisch psycholoog Paul Verhaeghe en de Nederlandse filosofen Gerrit Glas en Trudy Dehue.
Vervolgens worden de termen ‘ziek’ en ‘gezond’ belicht. Die doen ons bij het sociaal-constructivisme belanden, een theorie waar we met VUB-onderzoekster Jasmina Sermijn over uitweiden. In datzelfde opzicht is ook een toelichting over de Franse filosoof Michel Foucault en zijn belangrijke noties ‘discours’ en ‘macht’ aan de orde. Zo wordt duidelijk dat psychiatrische diagnoses geen vanzelfsprekende en op zichzelf staande realiteiten zijn, maar wel sociale en talige constructies die steeds afhankelijk zijn van tijd, ruimte en context.
Verder belichten we ook enkele maatschappijkritieken. Het lijkt er immers op dat er anno 2015 steeds meer mensen met geestelijke gezondheidsproblemen kampen en/of ‘ziek’ zijn. Psychiater Dirk De Wachter en filosoof Ignaas Devisch wijzen in dit verband onder andere naar het kapitalisme en het postmodernisme. Beide zijn er volgens hen verantwoordelijk voor dat medicatie steeds meer de norm wordt en dat die andere behandelingsvorm, therapie, naar de achtergrond verdreven wordt. Ook Paul Verhaeghe gaat hier dieper op in.
In een voorlaatste hoofdstuk worden verschillende stemmen gebundeld die wantoestanden in de geestelijke gezondheidssector aanklagen, maar die evenzeer alternatieven, suggesties en voorstellen formuleren.
Dat brengt ons ten slotte bij een filosofisch hoofdstuk over sociale rechtvaardigheid. Met de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum argumenteren we onder meer dat een rechtvaardige samenleving niet opgevat kan worden in termen van wederkerig voordeel of economische productiviteit, wat mensen met mentale stoornissen maar al te vaak zou uitsluiten en tevens het welzijnsniveau van de samenleving naar beneden zou halen. Zo wordt ook vergeten dat mensen met geestelijke gezondheidsproblemen op veel manieren een maatschappelijke bijdrage kunnen leveren. Dat wordt met behulp van Emma’s verhaal en bijhorend kunstwerk, maar ook met de Canadese filosoof Marshall McLuhan verduidelijkt.
Wat we finaal besluiten? Dat psychiatrische diagnoses constructies zijn die afhankelijk van verschillende factoren in het leven worden geroepen en dat een positievere houding tegenover zogeheten geesteszieken zich hoognodig opdringt. Vive la folie!