Beeldend werken ASSnders bekeken

Eveline
Bassez

Beeldend werken bij kleuters bij kleuters met een autismespectrumstoornis: obstakels en handvaten in het Gewoon en Buitengewoon onderwijs

Fien is 5 jaar en heeft een autismespectrumstoornis. Telkens je een beeldende activiteit wil ondernemen, weigert Fien deel te nemen. “Ik kan dat niet!” “Ik wil niet!”

Tekenen, schilderen, kleien … Je probeert verschillende beeldende technieken uit. Er moet toch iets zijn dat ze graag doet? Haar ouders beamen het gedrag van Fien: ze ‘knutselt’ niet graag.

Fien eindigt boos op de bank. Je wordt stilaan moedeloos, maar ook gefrustreerd omdat je voelt dat er meer in zit. Fien heeft oog voor detail en kan zeer nauwkeurig werken. En zijn er veel kunstenaars niet (een beetje) autistisch?

Het praktijkonderzoek dat ik hier wil beschrijven, heeft als doel ondersteuning te bieden aan de leraar kleuteronderwijs in het beeldend werken bij kinderen met een autismespectrumstoornis. Meer nog, het beoogt succeservaringen bij de kleuter, de leerkracht én de ouders.

In het kader van mijn bachelorproef aan Arteveldehogeschool vond ik vragende partijen in het Gewoon en het Buitengewoon Onderwijs. Concreet werkte ik samen met Freinetschool De Boomgaard uit Gent en het Multifunctioneel Centrum Sint-Gregorius uit Gentbrugge.

Ik maak eerst een korte schets van de autismespectrumstoornis. Vervolgens ga ik in op de obstakels die dit teweegbrengt bij beeldend werken en hoe je die obstakels kan ‘omdenken’ in handvaten. Ik voeg een aantal algemene tips en tricks toe om een beeldende activiteit net dat ietsje ‘autismevriendelijker’ te maken en eindig met conclusies uit wat ik geleerd heb in deze boeiende zoektocht naar succeservaring.

ASS?

Het is niet mijn bedoeling een uitgebreide uiteenzetting te doen over autismespectrumstoornissen. Kort door de bocht verwerken kinderen met ASS prikkels op een andere manier. Zoals er geen ‘gemiddelde’ kleuters bestaan, bestaan er ook geen ‘gemiddelde’ autisten.

Autisme kenmerkt zich door twee criteria:

  1. Persisterende deficiënties in sociale communicatie en sociale interacties.
  2. Beperkte repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten.

Obstakels begrijpen, handvaten creëren

Van in het begin werd duidelijk dat een goed begrip van autisme mij ging helpen in het onderzoeksproces. Een (zeer) uitgebreide literatuurstudie dus! Maar theorie is nog geen praktijk: tijd om te observeren in het Gewoon en het Buitengewoon Onderwijs Type 9. Ik voerde gesprekken met leerkrachten, ouders, directies en therapeuten. Van zuivere input was geen sprake, het werd een wisselwerking tussen waarnemen en begrijpen. Vanuit observaties kreeg ik meer inzicht, vanuit die inzichten ging ik gerichter observeren. Ik verdiepte mij in een aantal theorieën die tot obstakels leiden: Theory of Mind (Baron-Cohen et al., 1985), Centrale Coherentie (Frith, 1989), Executieve Functies (Ozonoff, 1995) enzovoort. Maar ik verwijs naar mijn website (www.assnderskijken.com) voor de concrete realisatie van een diepgaand onderzoeksproces. Deze wordt (nog steeds) continu bijgestuurd en aangevuld. Het is niet ‘af’, maar een aanzet tot begrip, respect en gepaste begeleiding.

Zintuigen: onderschatte obstakels

Naast bevindingen rond leervermogen, flexibiliteit en taal, verdiepte ik mij in de zintuiglijke ervaringen van kleuters met autisme. Kinderen met ASS nemen veelal letterlijk waar, dat wil zeggen dat ze bijvoorbeeld iets zien zonder het te interpreteren of te begrijpen. Bovendien kunnen ze meestal geen onderscheid maken tussen voorgrond en achtergrond. Dat heeft als voordeel dat er meer en nauwkeuriger kan worden waargenomen. Denk aan de kleuters die wel een wandelende bibliotheek lijken. Nadeel is dat al die informatie niet tegelijk kan worden verwerkt, wat erg overweldigend is en resulteert in allerlei ‘vervormingen’ zoals fragmentarische waarneming, hypergevoeligheid, fluctuatie tussen hyper- en hypogevoeligheid, vertraagde verwerking, … Deze verschillende vervormingen kunnen bij alle zintuigen voorkomen.

Olga Bogdashina spreekt in dit verband over Gestalt perceptie (2004, p.41): “Een paradoxaal verschijnsel: waarneming van de gehele situatie als één enkele eenheid met tegelijkertijd waarneming van alle details, zij het niet verwerkt.”

Soms gaan kinderen met ASS zichzelf onbewust strategieën aanleren om te kunnen omgaan met ongewenste óf afwezige prikkeling, bijvoorbeeld heen en weer bewegen met het bovenlichaam, draaiende bewegingen maken ... Olga Bogdashina noemt deze zelfstimulerende gedragingen ‘sensorisms’ (2004). Dit komt voor ons over als bizar, maar deze gedragingen hebben dus een duidelijk doel: moeilijke situaties aankunnen. In mijn bachelorproefstage maakte ik kennis met een kleuter die bijvoorbeeld telkens ging knarsetanden bij overprikkeling.

Stel dat je zo goed ziet dat het soms letterlijk pijn doet, als naalden door je oogbollen, en de juf vraagt jou om een schilderij met fluoverf te maken …

Interventies lijken meer en meer vanzelfsprekend, toch?

Ik wil ook de aandacht vestigen op de ‘prikkelarme’ omgeving die hoog wordt aangeprezen voor kleuters met ASS. Het gaat voor mij eerder om ‘prikkeldosering’. Deze kinderen reageren namelijk niet alleen op te veel prikkels, maar ook op te weinig.

tabel sensorisch-perceptueel profiel praktijkvoorbeelden

Ouders: onderschatte handvaten

Tussen jou en de ouders is een vertrouwensband noodzakelijk. Vaak vertoont de kleuter ander gedrag op school dan thuis. ‘Thuis’ en ‘school’ zijn immers twee aparte werelden voor hem of haar. Ze maken geen transfer van de ene naar de andere context. Het is belangrijk om daarover te overleggen. Waar speelt de kleuter thuis graag mee? Wat vertelt hij over het schilderij dat hij maakte? Welke zintuiglijke prikkels maken hem rustig, welke prikkels maken hem overstuur?

Gebruik een heen-en-weer schriftje om te communiceren met de ouders. Plan regelmatig formele en informele gesprekken en bespreek wat de kleuter in de klas doet en toont. Vraag na of dit thuis ook zo is. Het zou wel eens kunnen dat het lijkt alsof er daar een ‘andere’ kleuter rondloopt.

ASSnders kijken

Er is geen pasklaar antwoord op de vraag hoe je beeldend werken bij kleuters met een autismespectrumstoornis kan ondersteunen. Er zijn echter wel handvaten, tips en tricks, die mogelijkheden bieden om je activiteit autismevriendelijker te maken. Vaak vloeien die letterlijk voort uit de obstakels die kleuters met autisme ervaren in contact met de wereld, zoals het verschil in zintuiglijke waarneming en verwerking.

Als leerkracht is het van belang de kleuter niet te willen veranderen, maar te kijken vanuit zijn of haar perspectief. Dat kost enig (autistisch) denkwerk, maar de succeservaring voor jezelf als leerkracht, voor de kleuter (en zijn zelfbeeld) én de ouders is het meer dan waard.

Als leerkracht is het van belang de kleuter niet te willen veranderen, maar te kijken vanuit zijn of haar perspectief. Dat kost enig (autistisch) denkwerk, maar de succeservaring voor jezelf als leerkracht, voor de kleuter (en zijn zelfbeeld) én de ouders is het meer dan waard.

Download scriptie (3.08 MB)
Universiteit of Hogeschool
Arteveldehogeschool Gent
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Mevr. Annie Kastelijn
Thema('s)
Kernwoorden