De 'vluchtelingencrisis' - de kracht van woorden

Katelijne
Mommen

#opkuisen

Met deze hashtag, verwijzend naar vluchtelingen in het Maximiliaanpark, stootte de staatsecretaris voor asiel en migratie Theo Francken een aantal weken geleden heel wat mensen tegen de borst. ‘Ongepast’, ‘degoutant’, reageerden sommigen. ‘Over mensen spreek je niet in termen van opkuisen’, en ‘niemand verdient taalgebruik zoals dit’.

Hoe we spreken en schrijven over mensen doet ertoe. Taal is geen loutere representatie van de werkelijkheid, integendeel. Het construeert onze werkelijkheid en geeft onze ideeën over de wereld mee vorm.

In mijn thesisonderzoek ging ik na welke metaforen en retorische elementen gebruikt worden om over vluchtelingen te spreken in persberichten van De Redactie en Het Laatste Nieuws. De vluchtelingenproblematiek is namelijk een complex en chaotisch gegeven om te bevatten. De journalist moet kiezen welke situaties hij aan bod laat komen en in welke woorden hij deze gaat beschrijven. Elke woordkeuze creëert – al dan niet bewust – een ander beeld over vluchtelingen, een andere werkelijkheid.

Vluchtelingen als dreiging

Een eerste beeld dat in de berichtgeving naar voor komt over vluchtelingen en migratie is dit van ‘stroom die beheerst moet worden’. In het woord ‘stroom’ zie je de metafoor ‘water’, die in bijna elk artikel over vluchtelingen opduikt. Deze metafoor dient als waarschuwing voor het aantal vluchtelingen dat de regio binnenkomt. Men spreekt bijvoorbeeld over de enorme ‘toevloed’ van vluchtelingen. Er wordt dan ook vooral aandacht besteed aan de moeilijkheden die samengaan met deze ‘toestroom’ voor gastlanden en hoe ze ‘ingedamd’ moet worden om ‘het hoofd boven water te houden’. Vaak wordt verwezen naar hoe de draagkracht van gastlanden overschreden wordt wanneer vluchtelingen worden toegelaten tot het grondgebied. Een sprekend voorbeeld is volgend citaat:

“We kunnen het net bolwerken. Maar als de instroom van vluchtelingen blijft aanhouden wordt het moeilijk. De emmer is vol. Er kunnen geen druppels meer bij” (Het Laatste Nieuws, 03-09-2016).

Een tweede beeld over vluchtelingen gaat een stap verder dan het vorige en stelt vluchtelingen voor als potentieel gevaar. Migratie wordt bijvoorbeeld voorgesteld als een ‘invasie’, waarbij de verbinding wordt gemaakt tussen vluchtelingen en oorlogstaferelen. Hierdoor kan bij de lezer een gevoel van angst ontstaan:

“Wat we nu in Europa zien is geen migratie […]. Het is een invasie. We moeten op onze hoede zijn” (De Redactie, 17-10-2016).

Dit beeld over vluchtelingen als gevaar wordt ook voortdurend gevoed wanneer in persberichten de link wordt gemaakt tussen enerzijds personen op de vlucht en anderzijds criminaliteit, geweld en terrorisme. Het niet-autochtoon-zijn van de dader lijkt in deze gevallen de verklaring te zijn voor wat er gebeurde. Bijvoorbeeld:

“A.F., een 35-jarige illegaal die in ons land verblijft, riskeert vijftien jaar cel voor verkrachting. De voorbije zomer vergreep hij zich in Sint-Niklaas aan een 19-jarig meisje” (Het Laatste Nieuws, 22-11-2016).

Vluchtelingen als slachtoffer

In contrast met deze twee voorstellingen, worden vluchtelingen in persberichten ook vaak afgebeeld als ‘slachtoffers op de vlucht voor gruwel’ of als ‘mensen die recht hebben op bescherming’. Via emotioneel taalgebruik wordt verwezen naar het leed waarmee vluchtelingen in hun afkomstregio of tijdens hun vlucht geconfronteerd worden. Bijvoorbeeld:

 “Deze mensen hebben het comfort en de stabiliteit die ze vroeger kenden moeten opgeven. Ik denk niet dat iemand uit vrije wil de keuze zou maken om in deze jungle [het vluchtelingenkamp in Calais] te verblijven” (Het Laatste Nieuws, 12-10-2016).

Ook verwijzingen naar de mensen- en kinderrechten wekken emoties van medeleven bij de lezer op. Dit komt extra tot uiting wanneer bericht wordt over niet-begeleide minderjarige vluchtelingen. Door verwijzingen naar de gruwel waarmee kinderen op de vlucht geconfronteerd worden en naar het ontzeggen van hun fundamentele rechten als kind, worden we als lezer emotioneel geraakt. Denk hierbij aan de foto van het aangespoelde lichaam van het 3-jarig jongetje Aylan, die in 2015 wereldwijd verontwaardiging losweekte:

“Het beeld van het Koerdische jongetje Aylan op een Turks strand staat bij velen nog op het netvlies gebrand. Vandaag is het precies één jaar geleden dat het jongetje om het leven kwam bij de gevaarlijke overtocht naar Europa” (De Redactie, 02-09-2016).

De tocht naar Europa wordt omschreven als een ‘gevaarlijke overtocht’, als tegengesteld aan de ‘veilige omstandigheden’ zoals velen het in Europa kennen. De nood aan hulp en bescherming wordt met andere woorden in de verf gezet. Hierdoor staat de vraag ‘Hoe kunnen we vluchtelingen helpen?’ centraal. Dit in tegenstelling tot de eerste twee voorstellingen, waarbij de vraag ‘Hoe kunnen we vluchtelingen ontmoedigen?’ de kern van het debat vormen.

De kracht van woorden

De taal en beelden die gebruikt worden in de berichtgeving over vluchtelingen bepalen mee hoe wij als lezer naar hun situatie kijken. Omgekeerd zegt de taal die wij gebruiken ook iets over hoe wij denken.

De mogelijke gevolgen voor mensen die wereldwijd op de vlucht zijn voor geweld, armoede of omwille van de schending van hun rechten mogen niet onderschat worden. Bepaalde discours doen vergeten dat we over mensen spreken, of stellen de ander – de vluchteling – voor als radicaal verschillend van onszelf. Zo wordt ‘de vluchtelingencrisis’ een crisis voor de Europese landen waar vluchtelingen toekomen, eerder dan een humanitaire crisis waarbij wereldwijd elke dag nieuwe mensen hun thuisomgeving moeten ontvluchten. Maar er is ook hoop: taal kan ook humaniseren, de contexten waarvan mensen vluchten duiden en mogelijkheden creëren. De vluchtelingencrisis werd in bepaalde artikels bijvoorbeeld voorgesteld als ‘uitdaging die samenwerking van verschillende landen vraagt’ en vluchtelingen als ‘mensen – zoals u en mij – die hopen op een beter leven’.

Taal is niet neutraal en zal dat ook nooit zijn. Net daarom is het zo belangrijk om ons bewust te zijn van hoe we praten en schrijven en kritisch te kijken naar wat we lezen.

Download scriptie (1.28 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Prof. Dr. Wouter Vanderplasschen