Sharing is the new buying. Ook voor oma en opa?

Tina
Vanhoye

Sharing is caring. Het klinkt mooi, maar als delen ons zo’n deugd doet, waarom delen we dan met z’n allen zo weinig? Slechts 8% van de Belgische bevolking, vooral jongvolwassenen (25-39-jarigen), leent regelmatig z’n auto of boor uit aan derden. Senioren scoren nog slechter in de statistieken. In onze zoektocht, als seniorenconsulenten van de Stad Mechelen, om ouderen aan een uitgebreidere kennissenkring te helpen, lijkt de deeleconomie wel een gedroomde opstap. Je kan er nieuwe mensen mee leren kennen, ’t is duurzaam en je houdt er financieel nog iets aan over. Bovendien is internetgebruik goed ingeburgerd, vooral bij de Mechelse jongsenioren (zo’n 70% surft dagelijks). Dan kan het technische aspect van delen via platformen toch geen obstakel zijn? Bovendien kennen zij het deelprincipe van in hun jeugd:  hun ouders deelden goederen met buren en dorpsgenoten of herstelden en recupereerden voorwerpen bij de vleet. Maar wat houdt onze 60-plussers dan wel tegen? We gingen aan tafel met een 12-tal senioren uit Mechelen die nog geen ervaring hadden met de huidige deeleconomie.

 

Wantrouwen heerst

Uit de boeiende gesprekken werd snel duidelijk dat leeftijd een minder grote rol speelt dan karakter en attitude. De ondervraagde senioren vonden zichzelf plichtbewust en nauwgezet, een karaktertrek waarvan uit de literatuur blijkt dat deze amper aan bod komt bij overtuigde delers. Zit hier een mogelijke rem op het deelenthousiasme van de senioren?

Ze gaven zelf aan dat ze deel uitmaken van de naoorlogse generatie voor wie the sky the limit is. Ze hebben veel gewerkt om te geraken waar ze nu staan, en dat comfort willen ze niet zomaar opgeven. Goederen of diensten delen via een platform vraagt meer organisatie op voorhand. ‘Je kan niet langer ’s morgens beslissen om naar zee te rijden als je auto in een deelsysteem zit, want iemand anders kan hem gereserveerd hebben.’ Die vrijheid geven ze niet graag op.

Verder wezen de deelnemende senioren er zelf op dat ze van deeleconomie amper iets horen of lezen. Ze kennen ook geen leeftijdsgenoten die delen.  Onbekend maakt onbemind. Ze vinden wel de weg naar kringloopwinkels, lokale FB-groepen of het burennetwerk Hoplr. En ze hebben gehoord van boekenruilkastjes, Uber, Cambio of Huizenruil. Maar wat die juist doen, is onbekend terrein.

Een ander struikelblok blijkt het fundamentele wantrouwen tegenover deelinitiatieven en hun atypische verantwoordelijkheden. ‘Wie is verantwoordelijk als er iets mis gaat?’ Reputatiemechanismen die de platformen gebruiken om vertrouwen te winnen, kunnen in de ogen van de senioren de vertrouwde verzekeringspolis niet vervangen. Want ‘wie weet schrijven die platformen dat zelf’.

Tenslotte uitten ze wantrouwen tegenover de onbekende met wie ze zouden delen. ‘Zal die persoon mijn grasmachine proper en in goede staat terugbrengen? Kan ik erop vertrouwen dat zijn ladder veilig is?’ Ze zagen hier meteen een bron van toekomstige burenruzies. Omdat de platforms die goederen vaak nooit zien, lijkt het hen toch veiliger om bij vertrouwde verhuurwinkels aan te kloppen.

 

Nood aan andere denkkaders

Zelf voegen we aan de argumenten van de senioren nog enkele aandachtspunten toe. Deelplatformen rijzen als paddenstoelen uit de grond. Zelfs Rachel Botsman, die in 2010 de term Sharing economy voor het eerst gebruikte, spreekt nu van een buzzword, een paraplubegrip dat zijn betekenis aan het verliezen is. Een definitie ontbreekt. Of correcter: er bestaan heel veel definities. Centraal draait deeleconomie rond het tijdelijk toegang verlenen via een deelplatform tot onderbenutte goederen en diensten tussen een gebruiker en een aanbieder. Officiële instanties als FOD Economie of de Europese Unie hanteren een brede definitie, sommige onderzoekers zien het beperkter en introduceren nieuwe begrippen zoals klusjeseconomie voor het delen van diensten. Een belangrijke reden voor de begripsverwarring is het woord delen zelf. Delen wordt vaak geassocieerd met een onbaatzuchtige daad, met gratis iets voor elkaar doen. Maar de handelsvormen van de deeleconomie zijn diverser. Want echt vergelijken kan je Airbnb niet met een Weggeefwinkel. En nochtans draait het bij beide om het delen, respectievelijk van kamers of kleding.

Daarnaast passen veel van de huidige deelplatforms in het stereotiepe maar vertrouwde beeld van kapitalistische bedrijven met aandeelhouders en zelfs hier en daar een beursgang.  Waarom niet experimenteren met nieuwe eigenaarschap- en bestuursmodellen? En bijvoorbeeld alle gebruikers en aanbieders mede-eigenaar maken van het platform? Met hun stem beslissen ze samen over de toekomstige weg die het deelplatform bewandelt. En dit biedt kansen om naar nieuwe structuren te evolueren die dichter aanleunen bij het ‘echte’ delen.    

En tenslotte: er is amper samenwerking tussen de deelplatforms. En dat maakt het voor de wantrouwige mens niet makkelijk om zich te begeven in het wereldje van geven, lenen, ruilen, huren of verhuren. Van senioren, die vaak sceptisch blijken, wordt heel wat inspanning gevraagd om het in hun ogen ‘betrouwbaarste’ platform er uit te halen. Misschien kunnen de overheden samen met de nog te vormen sector van de deelplatforms duidelijke labels uitwerken? Een overheid kan ook een gids zijn en een mix aan deelinitiatieven faciliteren en stimuleren. Die mix is nodig omdat senioren nu eenmaal geen uniforme groep vormen.

Laten we even teruggaan naar onze vraagstelling: kan de deeleconomie sociale contacten tussen senioren bevorderen? Om sociale cohesie op te bouwen, moet vertrouwen groeien tussen aanbieder en gebruiker. Elkaar ontmoeten via een deelplatform behoort tot de mogelijkheden, maar een deelplatform hoeft niet telkens ingeschakeld te worden om op elkaar beroep te doen.

Tenslotte wordt de discussie vooral vanuit een Westers denkkader gevoerd. In de literatuur wordt amper verwezen naar deeltradities die elders in de wereld bestaan. Het systeem van geschenk en tegengeschenk verzekert er de banden van onderlinge afhankelijkheid en sociale zekerheid. En ook hier wordt meer en meer gebruik gemaakt van digitale platforms, ver weg van onbetrouwbare banken of corrupte politici. Vertrouwen is er geen issue, maar een vanzelfsprekendheid. Pragmatisch elkaar opzoeken, ook in de digitale wereld, en de handen uit de mouwen steken. We kunnen er met z’n allen van leren.

 

Download scriptie (3.24 MB)
Universiteit of Hogeschool
Thomas More Hogeschool
Thesis jaar
2019
Promotor(en)
Joke Simons