Het hoorrecht van de minderjarige: horen, zien en… zwijgen?

Laurence
Jacquet

Deze scriptie gaat over het hoorrecht van de minderjarige in burgerrechtelijke procedures. Meer bepaald gaat deze scriptie op zoek naar de knelpunten in de Belgische regeling van het hoorrecht van de minderjarige ten opzichte van wat het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Kinderrechtenverdrag vereisen. Daarnaast stelt deze scriptie de vraag welke aanpassingen aan de Belgische wetgeving nodig zijn om dit hoorrecht in overeenstemming te brengen met deze verdragen en een veroordeling door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) te vermijden.

Kind met handen over de oren

Het hoorrecht: wat?

In procedures waarin kinderen betrokken zijn, is hun mening van belang voor het oordeel van de rechter.  Volgens artikel 12 Kinderrechtenverdrag heeft elke minderjarige die in staat is zijn mening te vormen, het recht die mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die hem betreffen. Daarom heeft elk kind het recht te worden gehoord in elke procedure die hem aanbelangt. De grondslag voor dit hoorrecht is artikel 12 Kinderrechtenverdrag alsook het in artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op eerbiediging van het familieleven. Op basis hiervan hoort de rechter  de minderjarige bijvoorbeeld in voogdijzaken. In België regelen de artikelen 1004/1 en 1004/2 Gerechtelijk Wetboek deze materie. 

Relevantie van het onderzoek

Het hoorrecht van de minderjarige wijst op het feit dat de deelname van minderjarigen in het recht toeneemt. Sinds het EHRM de principes van artikel 12 Kinderrechtenverdrag toepast op het recht op eerbiediging van het familieleven van artikel 8 EVRM (M. en M. t. Kroatië, § 181), is het van belang om na te gaan of de Belgische regeling van het hoorrecht van de minderjarige in overeenstemming is met het EVRM en het Kinderrechtenverdrag. In geval van niet-overeenstemming met deze verdragen bestaat immers het risico op een veroordeling door het EHRM. Bijgevolg luidt de onderzoeksvraag: “Hoe kan het hoorrecht van de minderjarige in België in burgerrechtelijke procedures aangepast worden om in overeenstemming te zijn met het EVRM en het IVRK?”

Horen?

Onderzoeksresultaten

De Belgische regeling van het hoorrecht van de minderjarige bevat knelpunten op vier vlakken, namelijk in het personeel en materiële toepassingsgebied, de modaliteiten en de gevolgen van het hoorrecht.

  1.  Personeel toepassingsgebied

Het personele toepassingsgebied van het hoorrecht van de minderjarige vormt het eerste knelpunt. In België hanteren zowel de gemeenrechtelijke regeling als de bijzondere regelingen in adoptie-, voogdij- en jeugdbeschermingszaken een (onderling verschillende) leeftijdsgrens voor de hoorplicht en/of oproepingsplicht. Artikel 12 Kinderrechtenverdrag werkt daarentegen zonder leeftijdsgrens en houdt ook rekening met het onderscheidingsvermogen van de minderjarige. Daarenboven raadde het Kinderrechtencomité België uitdrukkelijk af om met een leeftijdsgrens te werken.

Bij een hervorming is het aanbevolen om zowel met de leeftijd als met de rijpheid van de minderjarige rekening te houden. Artikel 12 Kinderrechtenverdrag stelt immers dat het gaat om elke minderjarige "die in staat is zijn mening te vormen". De scriptie gaat dieper in op de wijze waarop dit verwezenlijkt kan worden.

  1. Materieel toepassingsgebied

Het materiële toepassingsgebied is het tweede knelpunt. Volgens artikel 12 Kinderrechtenverdrag is het hoorrecht van toepassing "in iedere gerechtelijke en bestuurlijke procedure die het kind aanbelangt". De Belgische gemeenrechtelijke regeling is echter van toepassing in beperkte materies, zoals geschillen over de verblijfsregeling.

Het is dus aanbevolen om het hoorrecht van de minderjarige toe te passen in alle aangelegenheden die hem aanbelangen. Hiervoor kan de wetgever inspiratie putten uit Nederland waar het hoorrecht van toepassing is op "zaken betreffende minderjarigen" (art. 809 Rv.).

  1. Modaliteit: informeren minderjarige

Het derde knelpunt gaat over het feit dat de minderjarige erover geïnformeerd wordt dat de procespartijen inzage kunnen hebben van het verslag van het onderhoud. Het risico bestaat daarbij dat de minderjarige zijn werkelijke mening niet durft te uiten tijdens het onderhoud met de rechter. De vraag is dan of het hoorrecht van de minderjarige gereduceerd wordt tot een illusoir recht: een hoorrecht of eerder horen, zien en zwijgen?

Zwijgen

Daarom is het aangewezen om de minderjarige pas op het einde van het onderhoud in te lichten over de inzage van het verslag. Indien de minderjarige niet wil dat de partijen kennisnemen van bepaalde informatie, moet de rechter deze 'geheime' informatie uit het verslag laten en mag hij zijn oordeel daarop niet baseren.  Dit is echter een moeilijke, quasi onmogelijke oefening. De rechter kan ook samen met de minderjarige zoeken naar een aanvaardbare herformulering, wat reeds in Nederland gebeurt. Zo herformuleren sommige rechters in Nederland samen met de minderjarige de 'geheime' informatie op een wijze dat ze wel met de partijen gedeeld mag worden.

  1. Gevolg: minderjarige (g)een procespartij

Het vierde knelpunt gaat over het feit dat de minderjarige in de Belgische regeling geen procespartij wordt wanneer hij het hoorrecht uitoefent. Het Kinderrechtencomité gaat er daarentegen vanuit dat de minderjarige wel procespartij is en dat hij rechtsmiddelen kan instellen tegen de rechterlijke beslissing. 

In het licht van het EVRM en het Kinderrechtenverdrag is het daarom aanbevolen om minderjarigen de mogelijkheid te geven vrijwillig tussen te komen in het geding (zoals reeds gebeurt in adoptiezaken) of om (trapsgewijze) procesbekwaamheid van de minderjarige in te voeren. Toch zou de opportuniteit daarvan meteen in vraag gesteld kunnen worden vanuit het idee dat procesbekwame minderjarigen nood hebben aan bijstand door een advocaat. Of dat wenselijk is voor de oplossing van het geschil kan worden betwijfeld. Verdere reflectie hierover is dan ook aangewezen.

Besluit

Hoewel het hoorrecht een goede zaak is voor de participatie van minderjarigen in het recht, vertoont de Belgische implementatie dus meerdere knelpunten ten opzichte van het EVRM en het Kinderrechtenverdrag. Na de aanbeveling van het Kinderrechtencomité in 2019 om de regeling i.v.m. de leeftijdsgrens te wijzigen is de vraag of en hoe de wetgever hieraan gehoor zal geven. Dat een wijziging wenselijk is, moge echter duidelijk zijn.

 Rechter

De scriptie somt meer knelpunten op en analyseert ze op gedetailleerde wijze. Daarnaast geeft de scriptie alternatieve juridische technieken om de Belgische regeling van het hoorrecht van de minderjarige in overeenstemming te brengen met het EVRM en het Kinderrechtenverdrag.

 

Download scriptie (2.21 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2019
Promotor(en)
Stefaan Voet