De bomen staan droog… en dat heeft niets te maken met hoeveel ze geknuffeld worden

Seppe
Bresseleers

Iemand die zich bekommert om bomen wordt vaak al lachend als boomknuffelaar bestempeld. Ongeacht de mogelijke therapeutische voordelen van dit zogenaamde boomknuffelen komen dergelijke labels de ernst van de zaak meestal niet ten goede. De laatste jaren is er echter een problematiek in opmars waardoor enige bekommernis voor bomen niet misplaatst is. De bomen staan droog en dat vooral in de stedelijke omgeving. 

In de zomers van 2017, 2018 en 2019 kenden we in Vlaanderen al ernstige droogte. Dit zal volgens de voorspellingen rond klimaatverandering in de toekomst alleen maar toenemen. Men verwacht drogere zomers met langdurige perioden van droogte en grotere neerslagpieken in de vorm van onweer. Door deze droogte kan het openbaar groen ernstig in de problemen komen. Geen wonder dus dat groendiensten aan de alarmbel trekken. In opdracht van de groendienst van de Stad Antwerpen werd de bachelorproef ‘droogtestress bij bomen in de stad’ geschreven.

Waarom bomen in de stad kwetsbaar zijn

Bomen die in een stedelijke omgeving staan hebben het veel moeilijker met droogte dan bomen die bijvoorbeeld in een bos staan. Eerst en vooral zijn bomen in de stad meestal omringd door verharding. Bestrating, tegels van voetpaden of fietspaden enzovoort zorgen ervoor dat water niet in de bodem kan sijpelen en rechtsreeks wordt afgevoerd naar de riolering. Daarnaast wordt de ondergrond door de vele betreding en

het aanleggen van dergelijke verharding sterk verdicht. De bodem wordt als het ware samengedrukt waardoor deze zijn vermogen om water vast te houden verliest.

Verder is het in de stad ook nog eens warmer dan in omliggende, meer landelijke gebieden. Dit fenomeen wordt het stedelijk hitte-eilandeffect genoemd. De versteende oppervlakten in de stad absorberen de straling van de zon en geven deze vervolgens af in de vorm van warmte. Doordat er weinig vegetatie aanwezig is, is er ook nog eens minder verkoeling door verdamping.

Wat zijn de oplossingen?

Een mogelijke oplossing is boomsoorten aanplanten die afkomstig zijn uit regio’s met een droger klimaat. Deze zijn doorgaans beter aangepast aan droge omstandigheden. Dit is echter een omstreden onderwerp omdat dergelijke boomsoorten uitheems zijn en dus minder ecologische waarde hebben. Inheemse boomsoorten vormen relaties met heel wat andere organismen die van nature in onze regio voorkomen en dragen zo bij aan de rijkdom van het ecosysteem.

In een stedelijke omgeving zijn de omstandigheden soms zodanig aangepast dat inheemse bomen er heel moeilijk kunnen overleven. In deze gevallen kan dan toch gekozen worden voor bijvoorbeeld individuen van eenzelfde soort, maar met genotypen uit zuidelijkere oorden. Men plant als het ware de zuidelijkere neven en nichten aan van inheemse soorten zoals bijvoorbeeld de zomereik (Quercus robur). Als men toch echt voor uitheemse soorten kiest is het verstandig om te kiezen voor soorten die op termijn vermoedelijk toch op eigen houtje naar onze streken zullen trekken zoals bijvoorbeeld de moseik (Quercus cerris) die reeds in het zuiden van Europa voorkomt.

Andere mogelijke oplossingen zijn vooral te vinden bij de groeiplaats. Een open groeiplaats waar men werkt met een mulchlaag of een natuurlijke strooisellaag is de goedkoopste en vaak meest doeltreffende manier om een boom te voorzien van de juiste omstandigheden om droogte te trotseren. Hoewel de mogelijkheden op dit vlak soms wat onderschat worden is het niet altijd mogelijk om in een stedelijke omgeving een open groeiplaats te voorzien die groot genoeg is. In dit geval kan men kiezen voor een gespecialiseerde groeiplaatsconstructie zoals bijvoorbeeld een boombunker of sandwichconstructie. Dergelijke constructies zorgen er voor dat de bodem onder verharding niet verdicht wordt. Hierdoor kunnen bomen er wel onder wortelen.

Een andere mogelijkheid is het toevoegen van bodemverbeteringsmiddelen aan de plantput van de boom. Deze bodemverbeteringsmiddelen moeten dan het vermogen van de bodem om water vast te houden verbeteren. Dit is het belangrijkste aandachtspunt van deze bachelorproef. Er werden drie mogelijke bodemverbeteringsmiddelen namelijk Karisol, bentoniet en groencompost uitgetest in een praktisch onderzoek. Op basis van de resultaten van dit onderzoek leken alle geteste bodemverbeteringsmiddelen een positief effect te hebben op de hoeveelheid water die werd vastgehouden door de bodem. Bentoniet en Karisol hadden het grootste effect op de totale hoeveelheid water die werd vastgehouden door de bodem. Karisol en compost hadden dan weer het grootste positieve effect op de hoeveelheid plantbeschikbaar water in de bodem. Dit is de hoeveelheid water die uit de bodem getrokken kan worden met de zuigkracht die door plantenwortels wordt uitgevoerd.

Een aandachtspunt bij deze bodemverbeteringsmiddelen, in het bijzonder bij bentoniet, is dat ze een negatief effect hebben op de doorlaatbaarheid van de bodem. Dit betekent dat water minder snel zal kunnen infiltreren in de bodem. Dit is niet ideaal, vooral met een toekomst in het vooruitzicht waar zware neerslagpieken meer zullen voorkomen. Hier moet dus zeker rekening mee gehouden worden als men kiest voor de toepassing van een bepaald bodemverbeteringsmiddel. Dit effect lijkt het kleinst voor compost.

Aandacht vereist

Met de voorspelde toekomst in het achterhoofd is er dus wel degelijk aandacht nodig voor de bomen in de stedelijke omgeving. Bomen vervullen heel wat belangrijke functies in de stad.  Ze zuiveren de lucht, bieden verkoeling doormiddel van schaduw en verdamping en vormen een toevluchtsoord voor heel wat organismen. Je hoeft ze dus niet te gaan knuffelen, maar ze moeten wel met zorg behandeld worden.

Download scriptie (1.37 MB)
Universiteit of Hogeschool
Odisee
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Wim Peeters, Jos Schenk