Compenserende en dispenserende maatregelen uit M-decreet hebben geen enkel effect op leesvaardigheid

Sophie
De Clercq

De compenserende en dispenserende maatregelen die ingezet worden in het kader van het M-decreet, hebben geen enkel effect op de leesvaardigheid van leerlingen in het lager onderwijs. Dat bleek uit een longitudinale studie aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB) onder leiding van Prof. Van den Broeck.

Sinds de invoering van het M-decreet in 2014 zet de Vlaamse overheid volop in op inclusief onderwijs. Dit houdt in dat leerlingen zo veel mogelijk in het regulier onderwijs terechtkomen, en daar ook blijven. Daardoor krijgen sommige leerlingen in het regulier onderwijs STICORDI-maatregelen toegewezen, om zo eventuele tekorten weg te werken of op te vangen. STICORDI-maatregelen zijn maatregelen die leerlingen ondersteunen daar waar zij moeilijkheden ondervinden.

STICORDI-watte?

STICORDI staat voor STImuleren, COmpenseren, Remediëren en DIspenseren (zie kader voor meer uitleg). Stimulerende en remediërende maatregelen willen de leerachterstand wegwerken doordat de leerling net extra gaat oefenen. De compenserende en dispenserende maatregelen hebben eerder een tegenovergesteld uitgangspunt: de leerachterstand wordt aanvaard en gemaskeerd doordat de leerling minder oefent en hulpmiddelen toegereikt krijgt.

Een van de vernieuwingen van het M-decreet bestond erin dat leerlingen niet langer een diagnose nodig hebben om aanspraak te maken op de maatregelen. Op zich is dit een goede zaak: onderzoek toonde immers aan dat diagnoses niet gelijk verdeeld zijn over alle sociaaleconomische klassen. Doordat een diagnose doorgaans pas verkregen wordt op vraag van de ouders, wordt de diagnose ‘dyslexie’ in verhouding minder vaak gesteld bij lagere sociaaleconomische klassen. Dankzij het M-decreet vallen deze leerlingen dus niet uit de boot. Ook bijzonder: elke leerling heeft recht op gepaste maatregelen, maar welke maatregelen ‘gepast’ zijn, wordt door de school zelf bepaald. De kans is dus groot dat eenzelfde leerling in een andere school andere maatregelen toegewezen krijgt.

Ondanks het veelvuldige gebruik van de STICORDI-maatregelen in het onderwijs, was er nog geen enkel wetenschappelijk onderzoek naar het effect ervan. Tot nu. Een onderzoeksgroep aan de VUB volgde 30 klassen verspreid over Vlaanderen en Brussel van het eerste tot en met het zesde leerjaar – goed voor de gegevens van zo’n 1403 leerlingen. De data werd geanalyseerd door masterstudente klinische psychologie Sophie De Clercq voor haar masterthesis en leverden opmerkelijke resultaten op.

Compenseren en dispenseren onder de loep

Tweemaal per jaar werden de 30 klassen onderworpen aan allerlei testen en vragenlijsten. Zo verzamelde de onderzoeksgroep gegevens over schoolse vaardigheden zoals rekenen en lezen, naast andere gegevens zoals de sociaaleconomische thuissituatie of ADHD-kenmerken van de leerling.

Stimulerende en remediërende maatregelen zorgen ervoor dat de leerling net meer gaat lezen, terwijl compenserende en dispenserende maatregelen het omgekeerde effect hebben. Daarom werden deze maatregelen opgesplitst voor ze geanalyseerd werden. In het bijzonder de compenserende en dispenserende maatregelen werden onder de loep genomen in deze thesis, met de focus op het effect dat zij hebben op leesvaardigheid.

Twee groepen vergelijken

Om dit te onderzoeken werd een groep van leerlingen die compenserende en/of dispenserende maatregelen krijgen gematcht aan een groep leerlingen die deze maatregelen niet krijgen. Elke leerling krijgt een gewicht toegekend, zodanig dat allerlei kenmerken van leerlingen tussen beide groepen gelijk zijn.

Een eenvoudig voorbeeld: we willen dat het effect dat we vinden niet te wijten valt aan een verschil in geslacht tussen beide groepen. Als er in de ene groep twee jongens zitten en in de andere slechts één, dan zullen de jongens in de eerste groep het gewicht ‘0,5’ toegekend krijgen en in de andere groep ‘1’. Deze methode wordt op allerlei kenmerken toegepast, zodat beide groepen gelijkgesteld worden op een heel scala aan kenmerken. Daardoor wordt de kans erg groot dat de gevonden verschillen te wijten vallen aan het feit dat de ene groep maatregelen krijgt, en de andere groep niet.

Na het vormen van de groepen werd er aan de hand van lineaire regressieanalyse nagegaan of er een groep was die meer vorderingen maakte op vlak van leesvaardigheid ten opzichte van de andere groep. Het resultaat is opvallend: de vooruitgang in leesvaardigheid verschilt niet significant tussen de beide groepen. Dit betekent dus dat het geen enkel verschil maakt op vlak van leesvaardigheid of de leerling compenserende/dispenserende maatregelen krijgt of niet.

Nuttig of niet?

De vraag kan dan ook gesteld worden of het nog nut heeft om deze maatregelen massaal in te zetten in het onderwijs. Deze maatregelen worden immers pas toegekend nadat er uitgebreid overleg is gepleegd met de leerling zelf, de ouders van de leerling, de leerkrachten en het CLB. Naast het feit dat er dus heel wat tijd kruipt in de organisatie van deze maatregelen, kosten sommige hulpmiddelen ook behoorlijk wat geld. Een voorbeeld van een veelgebruikte compenserende maatregel is voorleessoftware. Een snelle zoektocht op het internet toont aan dat er een uitgebreid aanbod aan voorleessoftware beschikbaar is, gaande van gratis software tot abonnementen aan €29,50 per maand.

Dit betekent niet dat deze software compleet nutteloos is. De vraag is voornamelijk of we het gebruik ervan moeten stimuleren in het onderwijs, meer bepaald in de basisschool. Is het niet net in de basisschool dat we basisvaardigheden proberen aan te leren? Door (te) snel gebruik te maken van compenserende of dispenserende maatregelen lossen we het leesprobleem niet op, zoals dit onderzoek aantoont.

Download scriptie (930.95 KB)
Universiteit of Hogeschool
Vrije Universiteit Brussel
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Wim Van den Broeck