Jongeren 'leren' samenleven in diversiteit

Annelien
Peeters

Het hoofddoekenverbod, de Ramadan op scholen, integratie van migratiejongeren etc. Allemaal voorbeelden van discussies die vandaag vaak kwaad bloed zetten. In publieke debatten wordt er snel heen en weer geschoten met felle uitspraken omtrent samenleven, cultuur en religie vanuit een wij-zij denken. Deze gespannen debatten wijzen op gepolariseerde culturele conflicten en identiteiten die een grote druk zetten op het gemeenschapsgevoel in de maatschappij. Daarnaast zijn cultuur en religie net belangrijke aspecten van de identiteit van jongeren. Hoe kunnen jongeren hun identiteit echter opbouwen als een deel daarvan ontkent, betwist of zelfs verafschuwd wordt? En welke rol wordt hierbij weggelegd voor scholen?

In onze huidige gepolariseerde maatschappij is het voor scholen geen gemakkelijke opdracht om samenleven in diversiteit vorm te geven en erkenning te geven aan de culturele identiteit van jongeren. Via een case study onderzoek werd een beeld geschetst hoe een Gentse secundaire school met deze uitdagingen omgaat en vorm geeft aan samenleven in diversiteit.

Burgerschapseducatie als integratie of als differentiatie

Het afbrokkelen van het gemeenschapsgevoel zorgt voor maatschappelijke ongerustheid. Hierbij wordt snel naar scholen gekeken om antwoorden te bieden. Scholen hebben immers een belangrijke opdracht om jongeren te leren samenleven via burgerschapseducatie. Het dominante idee van burgerschapseducatie is een volwaardige participatie van jongeren aan het publieke leven via het aanleren van een set van vaardigheden. Toch duidde het masterproefonderzoek op enkele bedenkingen ten opzichte van dit dominant idee.

Als jongeren eerst een aantal vaardigheden moeten bereiken voordat ze als burger worden erkend, wil dit zeggen dat er wordt ontkent dat jongeren op dit moment reeds deel zijn van de samenleving. Hierdoor wordt er geen rekening gehouden met de verschillende levensomstandigheden waarin jongeren opgroeien. Deze omstandigheden zorgen er net voor dat jongeren niet dezelfde kansen hebben om te participeren aan het publieke leven en dus niet allemaal aan dezelfde participatienorm kunnen voldoen. Op die manier verdeelt het dominant idee van burgerschapseducatie jongeren in groepen wat nu net moet worden vermeden om de wij-zij-verhoudingen in een gepolariseerde maatschappij te overstijgen.

De case study toonde een alternatieve manier om het burgerschap van jongeren te erkennen. Indien interacties tussen leerkrachten en leerlingen en leerlingen onderling vertrekken vanuit de concrete levenssituaties van jongeren, worden zij als wezenlijk deel en medevormgever van de samenleving erkend. Daarmee wordt duidelijk dat deze situaties de eigen positie van jongeren in het maatschappelijk leven bepaalt. Leerkrachten grijpen de culturele diversiteit op de school aan om deze interacties vorm te geven en leerlingen te leren samenleven in diversiteit.

We zijn verplicht om over andere godsdiensten te praten. En we hebben meteen de voorbeelden voor ons.

Voorbij een éénzijdige culturele focus

Het schoolbeleid van de case zet zich specifiek in op culturele diversiteit. Diversiteit wordt op een positieve en zichtbare manier in de kijker gebracht via fotocollages, kookmomenten of lezingen. Deze diversiteit wordt echter in de schoolpraktijk door zowel schoolpersoneel als leerlingen als een gegeven gezien. Op die manier worden conflicten niet vanuit een culturele basis bekeken. Dit staat in fel contrast met de publieke debatten waarbij cultuur vaak als oorzaak van maatschappelijke problemen wordt gezien. Doordat problemen worden verengd tot uitsluitend culturele problemen, worden structurele oorzaken uit het oog verloren. Specifieke situaties worden veralgemeend naar ‘de’ cultuur van een groep wat stereotypering in de hand werkt. Beter is om een bredere sociale analyse te maken van de specifieke context en levenssituaties waarin jongeren opgroeien. De school doet dit door in te zetten op verbinding en positief contact tussen school, jongere en gezin via leerlingenbegeleiding en brugfiguren.

De school is geen eiland in de samenleving

Doordat diversiteit als uitgangspunt wordt genomen, is er een schoolklimaat waarin samenleven in diversiteit mogelijk is. Toch is de school geen afgesloten eiland van de samenleving. Leerkrachten hebben hun eigen gevoelens en ideeën over het maatschappelijk leven. Desondanks moet het schoolpersoneel kunnen reageren op gevoelige, vaak gemediatiseerde berichten om enerzijds leerlingen gerust te stellen en anderzijds ruimte te zoeken voor democratisch burgerschap. Ondanks het positief schoolklimaat komen gepolariseerde culturele conflicten toch de schoolmuren binnen. Zowel leerkrachten als leerlingen geven aan dat het gepolariseerd cultureel debat wordt meegenomen op school. Ook het stigma dat van buitenaf op de school ligt, toont de invloed van gepolariseerde maatschappelijke debatten. Leerkrachten vinden het belangrijk om op onrechtvaardige situaties te reageren.

Wat dat mij stoort bij ons op school is dat sommige leerkrachten zeer negatief zijn ten opzichte van de leerlingen. Ook racistisch. 

Hieruit blijkt dat de invloed van de omliggende maatschappij, waarin een school zich bevindt, niet kan worden ontkend. Een school moet blijven nadenken over de eigen rol en positie binnen die maatschappij. Scholen kunnen niet zomaar een reproductie zijn van het bestaande. Ze moeten voortdurend kritisch nadenken over de status quo zowel in de maatschappij als binnen de eigen schoolpraktijk.

Naar een gedeelde verantwoordelijkheid

Toch ligt er een grote verantwoordelijkheid bij de scholen zelf. Het risico bestaat dat maatschappelijke problemen worden hertaald naar opvoedingsproblemen. Hierdoor lijkt de verantwoordelijkheid enkel te liggen bij ouders en/of scholen. 

Een school is er niet om maatschappelijke problemen te gaan oplossen.

Zijn scholen de enige verantwoordelijken om ruimte te creëren voor culturele identiteit en gemeenschapsgevoel? In de case wordt aangetoond dat ondanks een positief schoolklimaat het gepolariseerd cultureel debat toch de school binnenkwam. De discussie over burgerschapseducatie toonde dat de participatie van jongeren mee wordt bepaald door hun maatschappelijke levensomstandigheden. De school kan dus niet de enige oplossing vormen om jongeren te leren samenleven in diversiteit. Een bredere aanpak blijkt nodig. Hierin biedt de visie van pedagoog Micha De Winter inspiratie. De Winter spreekt over de 'pedagogische civil society’ als alle zaken en actoren die van invloed zijn bij het opgroeien van kinderen zoals media, leeftijdsgenoten, politiek, buurt, beleidsvoering etc. Een brede kijk met een gedeelde verantwoordelijkheid is nodig om jongeren te leren samenleven in diversiteit en om hen ruimte te bieden hun identiteit op te bouwen in de huidige gepolariseerde maatschappij. Deze conclusie maakt het eeuwenoud Afrikaans gezegde “it takes a village to raise a child” opnieuw erg actueel.

Download scriptie (654.47 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Prof. dr. Bruno Vanobbergen
Thema('s)