Operaties bij intersekse kinderen: de norm of een vorm van genitale verminking?

Jackelien
Ackx

 

"Er wordt steeds vaker vanuit mensenrechtenperspectief een link gelegd, dat intersekse genitale mutilatie in feite de westerse vorm van vrouwelijke genitale verminking is. Het is zo vreemd dat dat nog moeilijk ingezien wordt."

 

Op dit ogenblik zet de internationale gemeenschap zich intensief in voor de strijd tegen vrouwelijke genitale verminking, waarbij een zero-tolerance policy gehanteerd wordt. Toch associeert men deze praktijk voornamelijk met bepaalde etnische groepen en wordt de eigen cultuur in mindere mate in vraag gesteld. Ook bij ons bestaan immers gelijkaardige gebruiken die vraagtekens doen oproepen.

 

Culturele gebruiken met een eigen beleid

 

Intersekse personen worden geboren met een variatie in de geslachtskenmerken, wat zich kan uiten in hormonale variaties, anatomische afwijkingen of verschillen in chromosomen en geslachtsklieren. Wereldwijd lijkt de intersekse populatie te bestaan uit zo’n 1,7% van de bevolking. Bij intersekse baby’tjes met atypische genitaliën wordt door een arts soms voorgesteld om dit met een operatie te ‘corrigeren’ zodat ze zouden passen binnen een mannelijke of vrouwelijke categorie. Dergelijke chirurgische ingrepen zijn echter louter cosmetisch van aard en bevatten dus geen medische noodzaak. Het gaat hier namelijk niet om operaties waarbij de gezondheid van een baby in gevaar is, maar om ingrepen die doelen op de ‘normalisering’ van het uitzicht van de genitaliën. Door verschillende mensenrechtenorganisaties worden deze operaties dan ook beschouwd als schending van enkele fundamentele mensenrechten, zoals het recht op fysieke integriteit, het recht op autonomie en het verbod op discriminatie. Zij dringen sterk aan op een afschaffing van de praktijk.

 

Bovendien luidt kritiek dat bepaalde gevolgen en beweegredenen van de operaties overeen lijken te komen met enkele consequenties en aanleidingen van vrouwelijke genitale verminking. Beide ingrepen vereisen namelijk een aanpassing aan de genitaliën van een kind om een socio-culturele norm in stand te houden, waarbij de autonomie van het kind compleet genegeerd wordt. Verder kunnen ze allebei gevolgen teweegbrengen op lichamelijk, psychologisch, seksueel en reproductief vlak. Niettemin hanteert men een verschillend beleid ten aanzien van deze gedragingen. Zo wordt streng opgetreden tegen praktijken van niet-westerse culturen, maar worden eigen gelijkaardige culturele gebruiken niet bekritiseerd. Het Kinderrechtencomité van de Verenigde Naties erkent de praktijken allebei als schadelijk, de vraag is dan waarom ons Strafwetboek hier aan voorbijgaat.

 

Het doel van dit onderzoek is het formuleren van aanbevelingen voor het beleid inzake operaties bij intersekse kinderen. Resultaten zijn verzameld door het afnemen van kwalitatieve interviews met acht stakeholders met professionele of ervaringskennis omtrent dit onderwerp. Zo kwamen twee artsen, een psycholoog, twee ervaringsdeskundigen en drie onderzoekers aan het woord.

 

Naar een bredere zin voor realiteit

 

Hoewel verdeeldheid in meningen ontstond als het op het strafrechtelijke aspect van operaties bij intersekse kinderen aankwam, werd sensibilisering over het bestaan van intersekse personen als hoge prioriteit beschouwd. Sekse is namelijk diverser dan verondersteld wordt door de samenleving. Daarom vraagt ook de binariteit van het rechtssysteem een grondig debat. Het binaire denken, wat tot op vandaag de maatschappij beheerst, hangt namelijk onlosmakelijk samen met het uitvoeren van dergelijke ingrepen en duwt personen in de richting van operaties. Als men de genitaliën van een baby’tje bijgevolg niet meer ‘normaliseert’ naar een exclusief vrouwelijke of mannelijke categorie, zullen deze twee normen uitgebreid moeten worden. Daarnaast is grootschalig onderzoek vereist naar consequenties van de operaties, gevolgen van het niet-opereren en de prevalentie van deze chirurgische ingrepen in ziekenhuizen in België. Waar een aantal jaren geleden nog actief geopereerd werd, zou momenteel consensus heersen onder gezondheidswerkers over het uitstellen van cosmetische operaties. Althans, deze consensus wordt verondersteld. Niemand heeft immers zicht op alle intersekse geboortes in België, of iedere arts de internationale richtlijnen opvolgt en of deze gezinnen omvattende begeleiding ontvangen.

 

Met de kennis die vandaag aanwezig is, lijkt het gepast om de beslissing over een eventuele operatie van de genitaliën aan het kind zelf over te laten. Om de rechten van ieder kind te erkennen, lijkt het dan ook noodzakelijk om een verbod op niet medisch noodzakelijke operaties bij intersekse baby’tjes in te lassen. Onderzoek naar de beste manier om dit te implementeren door te anticiperen op mogelijke negatieve gevolgen is echter vereist. Verder is het essentieel dat verschillende landen dit wettelijk kader in samenwerking realiseren, zodat de praktijk zich niet zomaar verplaatst naar het buitenland. Ten slotte dient een publiek debat gestimuleerd te worden omtrent gelijkaardige culturele ingrepen, zoals mannenbesnijdenissen en genitale cosmetische ingrepen bij niet-intersekse personen.

 

De maatschappij dient bewust gemaakt te worden van de bestaande complexe realiteit, welke niet altijd overeenstemt met het beeld dat men voorhoudt. Intersekse personen zijn namelijk even volmaakt als andere mensen en zouden niet eerst aangepast moeten worden aan de maatschappelijk geconstrueerde norm.