Is een open Europese blik de oplossing voor de ideologische impasse(s) omtrent feitelijke samenwoning?

Stijn
Debie

Steeds vaker kiezen geliefden over heel Europa om niet in het huwelijksbootje te stappen. Zo trouwt er per generatie twintig procent minder koppels in België. Het gevolg hiervan is dat vandaag bijna de helft van de kinderen geboren wordt buiten een huwelijk. Ook kiest twaalf procent van de koppels in de leeftijdscategorie 35 tot 44 jaar ervoor om helemaal “niets” te doen: zij trouwen niet en registreren ook hun samenwoning niet. Voor de leeftijdscategorie tussen de 25 en 34 jaar is dat al 15 procent.

Deze groep die niets doet, oftewel feitelijk samenwoont, heeft de volledige vrijheid om te bepalen hoeveel water elke partner in welk glas wijn doet. Echter blijkt uit onderzoek blijkt dat deze partners zich niet goed bewust zijn van de gevolgen hiervan: zelden tot nooit bouwen zij een juridisch kader in waardoor hun kinderen en de economisch zwakste partner in de relatie juridisch onbeschermd worden gelaten.

Many decisions between cohabitants are taken jointly in its interests, without counting cost or bargaining for a return

Des te opvallender is het dan dat in het gloednieuwe Federale Regeerakkoord van 2020 er enkel gesproken wordt over een nieuw kader rond de samenwoners die zich registreren, oftewel wettelijk samenwonen. Voor die andere groep samenwoners, de feitelijke samenwoners, is dat opnieuw een serieuze stap terug. De eerste stap terug was er al in 2014: toen nam men deze doelgroep wel op in het federale regeerakkoord maar werd er uiteindelijk geen enkel initiatief genomen. Die initiatieven waren er al wel in 2003…

En toch moeten we die tweede stap terug niet per se als het eindpunt zien: door een nieuwe Europese tendens zou het zomaar kunnen dat de Belgische wetgever alsnog een grote sprong voorwaarts gaat maken.

De impasse toegelicht

Vooraleer we die nieuwe tendens kunnen toelichten, is het belangrijk om te verstaan waarom België, en enkele andere Europese landen, deze stap zo moeilijk zetten. In de eerste plaats zijn er veel geheimen rond feitelijke samenwoners omdat zij zich niet officieel registreren en het wetenschappelijk onderzoek rond deze groep zeer beperkt is. Daarnaast wordt het debat omtrent samenwoners steeds gevoerd in de schaduw van het huwelijk en daarom als een aantasting van de hoeksteen van onze samenleving gezien.

Die redenen zorgen er dan ook voor dat de debatten omtrent feitelijke samenwoning vooral op basis van ideologie en eigen aanvoelen worden gevoerd, zonder dat men op basis van vaststaande feiten elkaar kan vinden in een compromis.

Solidariteit en liefde worden juridisch op drie manieren vertaald

Toch is er de laatste jaren een houvast ontstaan om de liefde en solidariteit binnen een feitelijke relatie te erkennen en op ta vangen, zelfs zonder het huwelijk als instituut aan te tasten. Liefde en solidariteit tussen twee geliefden kunnen uiteraard op onnoemelijk veel manieren uitgedrukt worden maar juridisch vertalen verschillende Europese landen dit slechts op drie manieren.

Ten eerste werken verschillende landen een regeling uit over de verdeling van het samen opgebouwde vermogen indien de relatie eindigt.

Ten tweede worden er ook vaak regels opgesteld over het compenseren van in geld waardeerbare verschuivingen of financiële onevenwichten tussen de vermogens van de partners. Een in geld waardeerbare verschuiving kan bijvoorbeeld een investering zijn in het huis dat eigendom is van de andere partner. Een onevenwicht kan dan weer ontstaan doordat bijvoorbeeld één van de partners een professionele stap opzij zet en zich toelegt op het huishouden. Op die manier bouwt deze partner zelf geen financiële zekerheden op. Ook kan zo’n onevenwicht ontstaan doordat de ene partner steevast investeert in vastgoed of aandelen en de andere partner enkel “investeert” in kosten, zoals kleren voor de kinderen, verre reizen en schooluitgaven. Door regels te maken over de wijze van compensatie worden deze verschuivingen of onevenwichten (in bepaalde mate) gecorrigeerd indien de relatie eindigt.

Ten slotte is er ook nog een derde vorm van regels, namelijk regels rond een bepaalde behoefte die ontstaat na de relatie maar zijn oorsprong vindt in de relatie. Dit concept omvat alle mogelijke regelingen die ervoor kunnen zorgen dat dergelijke behoeften van één of beide partners worden opvangen.

Het “solidaire rapport” van de Belgische wetgever 

Als we de drie bestaande relatievormen in België onder dit Europese licht houden, zien we dat de bescherming enkel voor het huwelijk voldoende uitgebreid is. Voor de wettelijke samenwoning bestaat er slechts een zeer beperkte bescherming en voor de feitelijke samenwoning bestaat er zelfs helemaal niets. Ook de bestaande regels in andere delen van het Belgische recht bieden slechts in zeer beperkte mate bescherming: in de praktijk zien we dat enkele rechtsgronden een beperkte bescherming aanreiken maar deze zijn veeleer vergezocht en botsen steeds op een of andere praktische of juridische grens. Dit alles heeft dus als gevolg dat de Belgische wetgever over de hele lijn een slecht rapport heeft omtrent het beschermen van de feitelijke samenwoner.

The (only) question is whether the existing legal response is adequate: wanneer de mogelijkheden van het recht de verwachtingen op grond van de billijkheid niet kunnen inlossen, is het aan de wetgever om op te treden

Het huwelijk hoeft niet te wankelen

Hoewel de gemaakte beloften en initiatieven uit het verleden dus tot niets hebben geleid, zou men ditmaal kunnen meedeinen op de golven van een nieuwe Europese tendens.

Op die manier zou men kunnen voorkomen dat men (zowel voor de wettelijke als feitelijke samenwoning) in oude ideologische discussies hervalt én dat men de feitelijke samenwoners, die een steeds grotere groep gaan uitmaken, niet langer in de Siberische koude laten staan.

Immers, het geheim van de andere Europese landen zit hem net in het erkennen van een veranderende maatschappelijke realiteit, zonder het huwelijk als instituut te doen wankelen. Een oplossing waarnaar de Belgische wetgever al sinds 2003 zoekt.

Of deze nieuwe wind voldoende is om het debat uit zijn ideologische impasse te halen, moet de toekomst ons leren.

Download scriptie (1.23 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
A.-L. Verbeke