Schadevergoeding tot herstel: hoe noodzakelijk en doeltreffend was de invoering van de procedure nu echt?

Luka
Geurts

In 2013 wilt een beveiligingsonderneming een “identificatiekaart” aanvragen voor het aannemen van een nieuwe bewakingsagent, namelijk mevrouw V. De FOD Binnenlandse Zaken zal echter weigeren om deze kaart toe te kennen doordat mevrouw V. twintig jaar eerder was veroordeeld. In het Wetboek Strafvordering wordt echter opgenomen dat in dit geval de veroordeling niet kan worden opgenomen als staving van de weigeringsbeslissing. Mevrouw V. zal tot tweemaal toe de weigeringsbeslissing succesvol aanvechten bij de Raad van State. Maar het wordt nog beter voor mevrouw V., want dankzij de op dit moment nog “splinternieuwe” procedure van de Raad van State zal ze ook een schadevergoeding kunnen vorderen en toegekend krijgen voor de loonderving en geleden morele schade.

Al jaar en dag kan de burger terecht bij de Raad van State afdeling Bestuursrechtspraak voor de nietigverklaring van onwettige bestuurshandelingen. Sinds 2014 heeft de Raad van State echter een bijkomende bevoegdheid gekregen.

Het begon allemaal met het regeerakkoord Di Rupo. Het doel was duidelijk: justitie moet hervormd worden en het moet sneller en effectiever worden. Maar hiervoor is een ingrijpende wijziging nodig. Tot op dit moment konden enkel hoven en rechtbanken zich uitspreken over het vergoeden van schade. Door het invoeren van een nieuwe procedure bij de Raad van State zou er een oplossing kunnen komen voor een meer proceseconomische procesgang en een effectievere slagkracht van de uitspraken van de Raad. Een uitgesproken nietigverklaring door de Raad van State zorgde in veel gevallen niet voor een einde in het bestuursgeschil, maar het begin van nieuwe juridische conflicten. Door de Raad een ruimere beslissingsbevoegdheid te geven dan enkel het nietigverklaren van onwettige bestuurshandelingen, kan hij voorzien in een effectievere en meer definitieve afhandeling van het geschil.

Hoe werd de procedure nu ingevoerd en hoe werkt ze?

Het invoeren van de nieuwe procedure gebeurde aan de hand van twee wetsvoorstellen ingediend bij de Senaat op 25 juli 2013. Dankzij twee wetsvoorstellen, ingediend in de Senaat, zal artikel 144 van de Grondwet gewijzigd worden en artikel 11bis worden ingevoegd in de Gecoördineerde Wetten op de Raad van State (hierna RvS-Wet). In dit laatste artikel krijgt de Raad de bevoegdheid om een schadevergoeding tot herstel toe te kennen. Naast artikel 11bis RvS-Wet krijgt de schadevergoeding tot herstel meer vorm in de artikelen 25/1, 25/2 en 25/3 in het Algemeen Procedurereglement van de Raad van State.

Aan deze zogenaamde “schadevergoeding tot herstel” zijn echter voorwaarden verbonden. Zo is ze enerzijds onmogelijk los te koppelen van de procedure tot nietigverklaring. Anderzijds moeten de volgende drie voorwaarden cumulatief vervuld zijn: (1) er moet sprake zijn van een onwettigheid, (2) een reeds berokkend en vaststaand nadeel moet geleden zijn en (3) deze moet in oorzakelijk verband staan van elkaar.

De verzoeker, of tussenkomende partij, heeft op drie momenten de mogelijkheid een verzoek tot schadevergoeding tot herstel in te dienen. Ten eerste kan hij of zij dit doen gelijktijdig met het indienen van een verzoek tot nietigverklaring. Ten tweede heeft de verzoeker de mogelijkheid om een verzoek in te dienen op eender welk moment tijdens  de procedure tot nietigverklaring. En ten derde zal de verzoeker tot maximum 60 dagen na de kennisgeving van het arrest tot vernietiging. Nadat deze termijn verstreken is, kan de verzoeker nog steeds naar de burgerlijke rechter trekken voor het verkrijgen van een schadevergoeding.

Belangrijk om op te merken is dat de Raad van State enkel een geldelijke vergoeding kan toekennen. Daar waar bij een burgerlijke rechter ook een herstel in natura zou kunnen plaatsvinden. Ook nam de wetgever een ‘electa una via’- principe op. Hierdoor zal de verzoeker wel een keuze moeten maken welk pad hij of zij zal bewandelen. Want wanneer eens een verzoek tot schadevergoeding ingediend bij één van de twee instanties, de Raad van State enerzijds en de burgerlijke rechter anderzijds, is een vordering bij de ander niet meer mogelijk. Hierbij is louter de indiening van het verzoek van belang en niet zozeer of dit verzoek werd ingewilligd. De Raad van State neemt dan ook in eerste en laatste aanleg kennis van de vordering. Hier staat ook tegenover dat bij de burgerlijke rechter een hoger beroep wel nog tot de opties zal behoren. Zowel het ‘electe una via’- principe als het ontbreken van rechtsmiddelen tegen de beslissing van de Raad, dragen bij aan het bereiken van het doel van een effectievere en meer proceseconomische rechtsgang.  

Maar hoe zit dat nu in de praktijk.

Is de invoering van deze nieuwe procedure wel werkelijk een noodzakelijkheid gebleken? En hoe doeltreffend is ze? Aan de hand van 264 zaken waarin een schadevergoeding tot herstel gevorderd werd, sinds de invoering tot maart 2020, probeer ik in mijn scriptie een antwoord op deze vragen te formuleren. In totaal werden 135 rolnummers in de bespreking opgenomen, 92 uit de Franstalige kamers en 43 uit de Nederlandstalige.

Algemeen kon hieruit worden afgeleid dat het meeste van de verzoeken tot schadevergoeding tot herstel verworpen worden. Dankzij de ruimere bevoegdheid van de Franstalige kamers, hebben zij ook heel wat meer werk gehad dan de Nederlandstalige. Maar vooral het moment van het instellen van een verzoek tot schadevergoeding tot herstel lijkt het meeste invloed te hebben op de uitkomst. Het instellen van een verzoek na de procedure tot nietigverklaring, en dus na de uitspraak over de onwettigheid, lijkt de beste optie als verzoeker. 

Maar de doeltreffendheid en de noodzakelijkheid van de “nieuwe” procedure is onoverkomelijk aan elkaar verbonden. Enerzijds was het in theorie geen noodzakelijke procedure. Het was echter reeds mogelijk om een schadevergoeding te krijgen via de burgerlijke rechter. Hier moest men als verzoeker wel geduld voor hebben. Vanuit proceseconomisch standpunt was het dus wel een noodzakelijkheid dat er een makkelijkere en snellere procedure kwam. Mede dankzij het ‘electa una via’-principe zal een dubbele rechtsgang voorkomen worden en zal de Raad aan definitieve geschillenbeslechting kunnen doen. Het antwoord op de vraag of de invoering van de procedure tot schadevergoeding tot herstel doeltreffend en noodzakelijk was, kan bijgevolg volmondig ja worden geantwoord.

Download scriptie (3.26 MB)
Universiteit of Hogeschool
UC Leuven-Limburg
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
Tim Greven