Fysiek afwezige ouders van minderjarige vluchtelingen: hoe gaan we ermee om?

Naomi
Dries

Jaarlijks komen honderden minderjarigen van buiten Europa zonder ouders of wettelijke voogd toe in België. Zij worden niet-begeleide minderjarige vreemdelingen genoemd. Volgens de cijfers van Eurostat deden in 2019 alleen al 1220 van hen een verzoek om internationale bescherming in ons land. Velen van deze minderjarigen behouden, ondanks de fysieke afstand, contacten met hun ouders en andere familieleden buiten België. Deze “transnationale relaties”, zoals ze genoemd worden, zijn voor vele kinderen en jongeren van groot belang. Om te onderzoeken welke rol buitenlandse familieleden krijgen in de begeleiding van de minderjarigen, werden 151 Belgische voogden bevraagd in een mixed method onderzoek.

Twee zaken werden snel duidelijk: ten eerste werd het belang van de transnationale relaties door de overgrote meerderheid van de voogden erkend. Ten tweede stellen alle voogden het belang van de minderjarige voorop wanneer ze inschatten of ze familieleden in het buitenland best betrekken of niet. Toch zitten er grote verschillen op de conclusies die de voogden trekken en op de rollen die de buitenlandse families krijgen.

 

Een heilige band

Binnen de jeugdbescherming van de vorige eeuw werden kinderen met een maatschappelijke kwetsbaarheid vaak afgeschermd van hun ouders en ‘vroegere milieu’, om de kinderen zo tegen slechte invloeden te beschermen. De laatste decennia kende de jeugdhulp echter een verschuiving van voornamelijk kindgericht werken naar meer contextgericht werken. Die context bestaat in de eerste plaats uit de ouders en andere gezinsleden, maar ook andere personen uit het netwerk van het kind kunnen betrokken worden.

Da’s een beetje een heilige band toch, ouder-kind. (voogd)

Ondertussen lijkt het belang van de relatie tussen ouder en kind een evidentie geworden. Dit valt ook op in het Vlaamse Decreet Integrale Jeugdhulp van 2014, waar in vrijwel elke paragraaf wordt gesproken over “de minderjarige, zijn ouders en, in voorkomend geval, zijn opvoedingsverantwoordelijken”. Steeds meer onderzoek toont dan ook aan dat het betrekken van de context heel wat voordelen biedt, zoals een betere uitwisseling van informatie, meer continuïteit in het begeleidingstraject en een betere ontwikkeling van de minderjarigen.

Maar wat als die ouders zich ver buiten België bevinden? Is het dan nog even wenselijk om ze te betrekken? En is dit praktisch mogelijk?

 

Op de vlucht, minderjarig en zonder ouders: een driedubbele kwetsbaarheid

Elk jaar vluchten duizenden kinderen en jongeren weg uit hun thuisland. Sommigen vluchten samen met hun ouders. Anderen vluchten alleen of raken tijdens de vlucht van hun ouders gescheiden. Vluchten naar een ander land zorgt vaak voor veel stress en trauma. Door hun jonge leeftijd en de afwezigheid van de ouders, worden niet-begeleide minderjarige vreemdelingen als extra kwetsbare groep beschouwd die bijkomende bescherming moet krijgen. Elk van hen krijgt door de federale Dienst Voogdij een voogd toegewezen om hen bij te staan bij juridische procedures. Deze voogden moeten er ook op toezien dat de minderjarigen gepaste huisvesting, onderwijs en (gezondheids)zorg krijgen.

 

Contextgericht werken over de grenzen heen

Bij niet-begeleide minderjarige vreemdelingen dienen niet enkel eventuele hulpverleners uit de integrale jeugdhulp contextgericht te werken. Ook voogden worden verzocht de context van de minderjarigen te betrekken. In de officiële richtlijnen voor voogden worden de ouders of andere familieleden uit het buitenland echter niet expliciet genoemd als deel van die context.

Een opvallende vaststelling is dat de voogden tot zeer uiteenlopende conclusies komen wanneer ze afwegen of het wenselijk is om familie uit het buitenland te betrekken. Dit zien we duidelijk wanneer we naar één van de meest besproken thema’s in het onderzoek kijken, namelijk de druk die familieleden in het buitenland uitoefenden op de minderjarige. Vaak betreft het onrealistische verwachtingen omtrent de studies van de minderjarige of de druk om geld op te sturen naar de familie. Voor sommige voogden is een hoge druk vanwege de familie een reden om deze zo weinig mogelijk te betrekken bij de begeleiding, om zo de druk zeker niet te verhogen. Voor andere voogden is een dergelijke druk net een reden om de familie actief te betrekken. Op deze manier willen ze de verwachtingen van de familie bijstellen en zo de druk op de minderjarige verlagen.

Natuurlijk is de visie van de voogd niet allesbepalend: de bereikbaarheid van de familie per telefoon of internet, de toestemming van de minderjarige om contact op te nemen met de familie en heel soms ook de wens van de familie om al dan niet contact te hebben, bepalen mee welke rol de familie krijgt binnen de begeleiding. Uiteraard is de uitkomst van al deze factoren ook meer genuanceerd dan “de familie betrekken” of “de familie niet betrekken”. De rollen van de families variëren van een werkelijke partner in de opvoeding die mee mag beslissen, tot een actor die volledig buiten beeld staat in het verhaal (zie figuur).

Figuur 1

 

De moraal van het verhaal

Wat leren we hier nu uit? Dat alle voogden verplicht zouden moeten worden om contact op te nemen met de ouders? Of net dat voogden geen vat op hebben op het al dan niet betrekken van buitenlandse familieleden? Geen van beiden. Het betrekken van ouders is niet altijd mogelijk en soms misschien zelfs niet wenselijk. Voogden zullen steeds moeten onderzoeken en afwegen wat het meest in het belang is van de minderjarige. Gezien de zeer verschillende manieren waarop voogden met druk van de familie omgaan, alsook het groeiende bewijs omtrent de voordelen van contextgericht werken, is dit onderzoek wel een oproep naar het verzamelen en delen van “good practices” die alternatieven bieden voor het uitsluiten van families. Dit kan voogden ondersteunen bij het maken van moeilijke keuzes. Want een familieband verdwijnt niet zomaar, hoe hard we hem ook proberen te negeren.

 

Die loyaliteit [aan de ouders] blijft zeker bestaan. ‘Doe ik het wel goed voor mijn ouders, beantwoord ik wel aan hun verwachting?’ Maar langs de andere kant worden ze heel sterk aangemoedigd door een voogd, door de maatschappij: integreer u, pas aan, verwester, ga naar school, gedraag u gelijk wij. Ja, dat moet verschrikkelijk zijn voor die gasten. (voogd)

 

 

Download scriptie (1.12 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2020
Promotor(en)
professor Ilse Derluyn