Nederlands leren? Graag, maar dan wel met een pragmatisch taalbeleid

Jonas
Wynants

“Kennis van het Nederlands is de eerste sleutel tot onze Vlaamse samenleving.” Die leuze wordt door heel wat politici en beleidsmakers als een mantra herhaald. Op het eerste zicht klinkt de uitspraak dan ook logisch en goedbedoeld. Maar is de realiteit ook echt zo rechtlijnig? Zijn er niet verschillende sleutels die anderstalige nieuwkomers toegang geven tot onze Vlaamse samenleving? Is een eenzijdige focus op kennis van het Nederlands soms misschien zelfs contraproductief voor de integratie van die anderstalige nieuwkomers? Op die vragen heb ik in deze thesis een antwoord proberen te zoeken.

Superdiversiteit: een nieuwe Babylonische spraakverwarring?

Samenlevingen, waar ook ter wereld, zijn altijd gekenmerkt geweest door diversiteit – al is het maar omdat een samenleving per definitie uit verschillende individuen bestaat. Maar sinds een aantal decennia manifesteert die diversiteit zich op een veel grotere schaal dan vroeger. Sinds het einde van de Koude Oorlog en dankzij de nieuwe communicatiemogelijkheden die het internet biedt, is er vandaag de dag immers veel meer internationale mobiliteit dan pakweg vijftig jaar geleden. In heel wat West-Europese grootsteden heeft dit tot een zogenaamde superdiversiteit geleid. Veel van die steden (waaronder ook Brussel en Antwerpen) huisvesten vandaag de dag dan ook meer mensen mét een migratieachtergrond dan mensen zonder migratieachtergrond.

Ook op het vlak van taal zijn West-Europese grootsteden de afgelopen jaren alleen maar diverser geworden. Zo worden er vandaag de dag in Antwerpen alleen al zo’n 170 verschillende talen gebruikt. Heel wat Antwerpenaren hebben dus een andere thuistaal dan het Nederlands. Voor de Vlaamse Regering blijft kennis van het Nederlands echter een primaire voorwaarde voor het deelnemen aan de Vlaamse samenleving. Kennis van het Nederlands wordt voor anderstalige nieuwkomers met andere woorden vaak voorgesteld als een vereiste vooraleer integratie in ándere domeinen van de samenleving mogelijk wordt. Maar is zo’n ‘Nederlands-voor-al-de-rest’ attitude wel werkbaar? Is kennis van het Nederlands op die manier soms niet eerder een slagboom dan een hefboom voor de integratie van anderstalige nieuwkomers in de Vlaamse samenleving?

Volgens Dinamo in elk geval wel. Dinamo is een buurthuis in Deurne-Noord dat deel uitmaakt van het buurthuizennetwerk van Samenlevingsopbouw Antwerpen Stad. Volgens deze vzw kunnen anderstalige nieuwkomers veel sneller hun weg vinden in de Vlaamse samenleving wanneer ze ook de kans krijgen om hun thuistaal te spreken. Dinamo onderschat echter ook allerminst het belang van een goede kennis van het Nederlands in de Vlaamse samenleving. Daarom biedt de organisatie aan zijn anderstalige buurtbewoners ook expliciet oefenkansen Nederlands aan. De bekendste van die oefenkansen is Tweespraak, een concept waarbij een anderstalige nieuwkomer via een buddysysteem gekoppeld wordt aan een Nederlandstalige vrijwilliger om zo gedurende ongeveer één uurtje per week Nederlands te spreken aan de hand van een informeel één-op-één gesprek.

Getuigenissen van anderstalige nieuwkomers

Het zijn die één-op-één gesprekken die ik voor mijn thesis heb bijgewoond. Tijdens de zomermaanden van 2020 trok ik elke dinsdag en donderdag naar buurthuis Dinamo, waar ik mee aanschoof bij de gesprekken tussen Nederlandstalige en anderstalige buddy’s. Tijdens die gesprekken kwamen heel wat interessante verhalen bovendrijven.

Zo ook het verhaal van Boris, een anderstalige nieuwkomer die al een aantal jaar in Vlaanderen verblijft. Hij vertelde aan zijn Nederlandstalige buddy en mij hoe moeilijk het voor hem was om het Nederlands écht onder de knie te krijgen. Boris volgde wel Nederlandse les, maar had het gevoel dat die lessen meer focusten op het aanleren van theorie dan op het effectief leren communiceren. Tijdens de verschillende jobs die Boris in Vlaanderen al had uitgeoefend, had hij bovendien ook niet veel kansen gekregen om Nederlands te spreken: hij werkte ofwel alleen, ofwel met collega’s die zelf nog niet genoeg Nederlands konden om echte gesprekken mee aan te knopen. Op die manier zit Boris in een soort van vicieuze cirkel: zolang hij niet goed genoeg Nederlands kan, blijft een groot deel van de arbeidsmarkt voor hem afgesloten; maar zolang Boris geen toegang heeft tot dat deel van de arbeidsmarkt, is het voor hem veel moeilijker om zijn Nederlands in de praktijk te oefenen. Boris kan wel praktijkervaring opdoen tijdens de gesprekken met zijn Nederlandstalige buddy, maar zou natuurlijk nog meer gebaat zijn bij een job waarbij hij de kans krijgt om veel Nederlands te praten.

Een gelijkaardig verhaal van hoe zo’n doorgedreven focus op kennis van het Nederlands anderstalige nieuwkomers kan afremmen in hun integratietraject, hoorde ik van Tekin. Tekin was nog maar enkele maanden in België toen ik hem voor het eerst samen met zijn Nederlandstalige buddy ontmoette bij Dinamo. Enkele dagen voor ons gesprek was hij nog naar Belfius geweest, waar hij geprobeerd had om een bankrekening te openen. Het bankpersoneel liet Tekin echter droogjes weten dat hij eerst beter Nederlands moest kunnen vooraleer ze een bankrekening voor hem zouden openen. Ook hier weer blijkt dus hoe een ‘Nederlands-voor-al-de-rest’ attitude anderstalige nieuwkomers soms kan vastzetten in plaats van vooruit helpen.

Een taal leer je niet in een vacuüm

Uit de vele verhalen die ik van de anderstalige nieuwkomers bij Dinamo heb gehoord, blijkt dat het leren van Nederlands zeker niet altijd zo eenvoudig en rechtlijnig is als het soms lijkt. Veel anderstaligen stuiten op een heel aantal praktische hindernissen die hun integratietraject bemoeilijken. En net omdat anderstalige nieuwkomers het Nederlands nog niet perfect beheersen, is het voor hen veel moeilijker om die moeilijkheden onder de aandacht te brengen in het Vlaamse publieke debat. Gelukkig proberen middenveldorganisaties als Dinamo de anderstalige nieuwkomers hier wel zo veel mogelijk in te ondersteunen. En in de tussentijd experimenten de Nederlandstalige vrijwilligers tijdens Tweespraak enthousiast met alternatieve visies op taal en taalleren. Het Tweespraak project, dat bruggen weet te slaan tussen anderstalige nieuwkomers en Nederlandstaligen, kan in die zin misschien een inspiratiebron vormen voor een pragmatischer Vlaams taalbeleid? Wie zich in Vlaanderen wil komen settelen mag en moet aangemoedigd worden om Nederlands te leren. Maar als we willen dat zo’n leertrajecten succesvoller kunnen zijn, moeten we beter leren beseffen dat het Nederlands niet los gezien kan worden van de rest van onze samenleving.

Download scriptie (905.08 KB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2021
Promotor(en)
Karel Arnaut, Jenny-Louise Van der Aa