Dwalend in de mist: de discussie over de “Spaanse Griep” in Japan

Jorinde
Wels

Welk vaccin is nu het meest effectief? En werken die vaccins überhaupt wel? Waar gaan we al die mondmaskers vandaan halen? En heeft het wel nut ze te dragen? Deze vragen klinken in de huidige pandemie verdacht bekend in de oren. Toch zijn dit fragmenten van een discussie die meer dan een eeuw geleden gehouden werd.  

Het zijn namelijk de vragen waarmee experts worstelden tijdens de wereldwijde influenzapandemie van 1918-1920. De COVID-19 pandemie was zeker niet de eerste in zijn soort of  omvang. De zogenaamde “Spaanse griep” veroorzaakte meer doden dan de Eerste Wereldoorlog en kostte 4 tot 10 keer zoveel mensen het  leven als de huidige pandemie tot nu toe. Hoewel de ziekte wereldwijd bekend raakte als de “Spaanse griep”, waren er toen ook veel andere benamingen in omloop, zoals de “Franse griep”, de “Vlaamse koorts”, de “driedaagse koorts”, of de “Witte mensen ziekte”. Deze benamingen verwezen vaak naar een vreemde origine om zo de schuld op anderen te schuiven. Net zoals we bij COVID19-varianten bedachtzaam moeten omgaan met benamingen, is dit ook het geval wanneer we vandaag verwijzen naar de influenzapandemie van 1918-1920 als de “Spaanse griep”. Tijdens deze influenzapandemie was de oorzaak van de ziekte, namelijk het influenzavirus, nog onbekend. Experts wereldwijd vonden maar moeilijk antwoorden in het veld van de bacteriologie, maar slechts enkelen durfden buiten dit paradigma te stappen en de mogelijkheid van een andere ziektekiem te onderzoeken. Enkelen van deze pioniers waren Japanners. Hun visie was echter ook in hun eigen land eerder een uitzondering. In mijn eindwerk probeerde ik te achterhalen hoe bepaalde achtergronden en ervaringen van invloed waren op de verschillende concepties en verwachtingen die experts hadden in dezelfde situatie.

Gedurende twee jaar bestudeerde ik historische documenten die nagelaten zijn door twintig Japanse specialisten die actief waren in de jaren 20. Ik vertaalde en analyseerde de artikels die ze in gespecialiseerde medische tijdschriften publiceerden over de influenza pandemie. Vele van de artikels speculeerden over de oorzaak van de pandemie en de verschillende mogelijke maatregelen en behandelingen. Maatregelen waren in Japan toen vergelijkbaar met onze maatregelen nu: houd afstand van mensen die hoesten, bedek neus en mond, laat je vaccineren. Ook heel herkenbaar is het tekort aan mondmaskers, dat toen werd opgelost door schoolmeisjes aan het naaien te zetten. Het Bureau voor Hygiëne raadde een vaccin aan, maar tegelijkertijd was er geen wetenschappelijke eensgezindheid over de oorzaak van de ziekte en werden er dus enkel experimentele vaccins ontwikkeld waarvan de effectiviteit onduidelijk was.

Ervaringsruimtes van experts

In deze chaotische omstandigheden probeerde een generatie van medische specialisten elk met hun eigen ervaringen en kennis om te gaan met de situatie. In mijn onderzoek probeerde ik  de verzameling van ervaringen van ieder van de twintig experts die ik bestudeerde te reconstrueren. Ik gebruikte hiervoor het theoretische concept “ervaringsruimte” dat werd beschreven door de Duitse historicus Reinhart Koselleck. Een “ervaringsruimte” omvat meer dan enkel persoonlijke levenservaringen. Ook de generatie waar je deel van uit maakt, de verhalen die je hoorde van vorige generaties, en de instituten waar je werkt of studeert beïnvloeden je “ervaringsruimte”. De twintig auteurs hadden gemeenschappelijke ervaringen: ze maakten dezelfde ontwikkelingen in het medische veld mee en de meesten van hen studeerden een tijdje in Europa. Toch waren er ook verschillen. Zo behoorden de auteurs tot verschillende academische instituten of bedrijven. Ook was er een verschil in  generaties: de oudere generatie van experts had de vorige pandemie van 1889-1890 bewust meegemaakt, terwijl de jongere generatie toen nog niet eens geboren was.  

De verschillende standpunten in het debat

Met zowel verschillende als gelijkende ervaringen als bagage, droegen deze twintig experts elk op hun manier bij tot het debat over de influenzapandemie. Aan de hand van een analyse van het taal- en woordgebruik van een verzameling van academische artikels over dit onderwerp uit de vroege jaren 1920, kon ik in grote lijnen drie standpunten in het debat onderscheiden. Het talrijkst vertegenwoordigde standpunt was dat de oorzaak van de pandemie onduidelijk was en dat er meer aandacht moest gevestigd worden op het behandelen van secundaire complicaties zoals de longontstekingen waaraan veel patiënten stierven. Toch waren er ook experts die zich vastbeten in het onderzoek naar welke ziektekiem precies deze dodelijke influenza veroorzaakte. Daarbij was het grootste deel van de onderzoekers ervan overtuigd dat de oorzaak te vinden was in de bacteriologie, meer bepaald in het zogenaamde “Pfeiffer bacillus”. Deze bacterie, die nu gekend is als Haemophilus influenzae, werd in 1892 ontdekt door Richard Pfeiffer en werd sindsdien gezien als de meest waarschijnlijke oorzaak van de griep pandemieën. De bekende Japanse bacterioloog Kitasato Shibasaburo deed onderzoek samen met Pfeiffer, onder begeleiding van Robert Koch en hij deelde zijn kennis en wereldbeeld met zijn studenten aan zijn privé-instituut. Toch trokken sommige experts Pfeiffer’s ontdekking in twijfel. Het Pfeiffer bacillus werd vaak aangetroffen bij gezonde mensen, en soms werd het niet gevonden bij grieppatiënten. Daarom kwam een groep van Japanse experts met een andere hypothese, namelijk dat de “Spaanse griep” veroorzaakt werd door een filtreerbaar organisme dat kleiner was dan de bacteriën die toen gekend waren. Deze experts werkten in de privésfeer als dokters en als vaccin producenten en hun hypothese werd maar door weinigen gesteund. Toch waren zij het dichtst bij de werkelijke oorzaak: een virus. Het influenzavirus werd echter pas voor de eerste keer geïsoleerd en geïdentificeerd in 1933, jaren nadat de pandemie was uitgedoofd.

De “Spaanse griep” was dus een drijfveer voor verdere ontwikkelingen in microbiologisch onderzoek. Net voor de pandemie toesloeg in 1918, leek het bacteriologische onderzoek zo ver gevorderd te zijn dat besmettelijke ziekten tot het verleden behoorden. Hoewel de influenzapandemie dus voor onzekerheid zorgde in het medische veld –een Japanse expert beschreef hoe de onderzoekers “dwaalden in de mist”– vormde de wereldwijde grieppandemie ook een kans voor nieuw onderzoek. Zo vormden de ervaring en kennis opgedaan tijdens de pandemie toen de eerste stap in de richting van het ontwikkelen van vaccins gebaseerd op virologisch onderzoek die vandaag nog steeds levens redden.

Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2021
Promotor(en)
Prof. Dr. Jan Schmidt
Thema('s)