Het wielerflamingantisme onder de loep: nationalisme in klikpedalen

Frederik
Backelandt

Vlaggende sportnaties
De hete sportzomer van 2004 werd begin juli op gang getrokken door de 91ste editie van de Ronde van Frankrijk. Het Tourcircus raasde toen vier dagen lang over Belgisch grondgebied. Of beter: over Waalse bodem. Renners en volgers zullen het alvast geweten hebben met de maar liefst 22000 Waalse vlaggen die toen het parcours (ont)sierden. Het massaal uitdelen van hanenvlaggen was een initiatief van de Waalse minister-president Jean-Claude Van Cauwenberghe. Het vlaggengezwaai moest ‘de Waalse identiteit’ promoten. Het leek het Waalse antwoord op de wildgroei van Vlaamse leeuwenvlaggen langs het traject van voorjaarsklassiekers als de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix. “Ik kan de Vlaamse Leeuw niet verbieden, maar wél overtroeven”, had een strijdvaardige Van Cauwenberghe zijn opmerkelijke tegenoffensief al een maand vóór de doortocht van de Tourkaravaan aangekondigd. De relatie tussen wielersport en nationale gevoelens lijkt hier verworden tot een communautair steekspel van bod en opbod. Het lijkt alvast op een flauw afkooksel van wat in het tussenoorlogse Vlaanderen gangbaar was. Dát was een tijd waarin de Vlaamse pedaalridders de pannen van het dak reden. Dát was een tijd waarin wielrennen niet zomaar sport was…

Leeuw in hart en… wielen
De Vlaamse wielersport tijdens het interbellum? Dan kan men moeilijk voorbij de figuur van Karel Van Wijnendaele (pseudoniem voor Karel Steyaert, 1882-1961). De legendarische sportjournalist en stichter van de Ronde van Vlaanderen was reeds bij leven een legende. De enen noemden hem een tweede Conscience, anderen hadden het over de predikheer in sportkostuum of de minnezanger van de Vlaamse spierkracht. Maar Van Wijnendaele was niet alleen een getalenteerd schrijver en een wielerliefhebber in hart en nieren. Hij was ook (en vooral) een overtuigd flamingant, een typisch product van de Vlaamse Beweging. Het begon al in zijn jeugdjaren toen “De Leeuw van Vlaanderen” hem mateloos begeesterde. Als tiener werkte hij in Oostende en Brussel waar hij geconfronteerd werd met de taalperikelen in Vlaanderen. “Ik voelde ‘t: we hadden een eigen Gulden Sporenslag te winnen! Ik zou nooit een Jan Breydel worden! (…) Maar Pieter de Coninck? In ’t klein?… Misschien! (…) Ik zou ook man worden en mijn weg gaan: man van de daad!”, schreef Van Wijnendaele veel later in zijn mémoires. Hij wilde zich absoluut dienstbaar maken ten aanzien van ‘zijn’ volk. Niet via de politiek want dat was niet zijn dada. Wel via de koers want daar zat volgens hem perspectief in. In de eerste decennia van vorige eeuw ontpopte Van Wijnendaele zich tot de sterke man achter de neutrale maar Vlaams(gezind)e sportkrant ‘Sportwereld’ (1912-1939). Als sportjournalist enerzijds én Vlaamsgezinde anderzijds vormde hij zo de gedroomde schakel tussen de wielersport en de Vlaamse Beweging tussen de twee wereldoorlogen.

Van Wijnendaele voelde heel veel voor het zwart en het geel in de Belgische driekleur en die overtuiging leefde ook door in zijn sportkrant. Die werd het verlengstuk van zijn Vlaamsgezinde denkbeelden. Vanaf de jaren dertig profileerde ‘Sportwereld’ zich als een kritisch, Vlaamsgezind blad maar toch verkondigde het nooit radicale (politieke) stellingen. De ‘Sportwereld’-redactie volgde braafjes de hoofdstroom van de Vlaamse Beweging. De geringe stootkracht die van de krant uitging stond in die zin haaks op de uitgesproken Vlaams-nationalistische sympathieën die Van Wijnendaele zelf er wellicht heeft op nagehouden. Zo treft men in zijn vriendenkring niet onbesproken figuren aan als pater Callewaert, Paul De Mont en Staf Bruggen. Maar hoewel er in de schoot van de Vlaamse Beweging tijdens het interbellum het één en ander bewoog, voelde Van Wijnendaele zich in elk geval toch nog het meest in zijn sas wanneer hij zijn dagelijkse wedstrijdverslag kon neerpennen. Schrijven over de koers, hij kon het als geen ander. Het is echter niet zo verwonderlijk dat hij, als Vlaamse Beweger van het eerste uur, nagenoeg elk wielerartikel met een flamingantisch sausje overgoot. Het was immers zijn natte droom om via zijn lyrische pen en in de beste schoolmeesterstraditie het Vlaamse volk te beroeren, bij de hand te nemen en tenslotte te ‘verheffen’.

'Sportwereld’ als gangmaker van identiteit
“Kom, gij Volk van Vlaanderen, van wien men zei dat ge achterlijk zijt en minderwaardig, omdat men uw aard verbasterde en uw taal miskende: de taal die de vlag moet zijn van uwe fierheid en het symbool van uw rasbewustzijn! Kom, en verneem het, dat uit uw Ras Van Hauwaert is geboren, Ronsse is geworden en Scherens is gegroeid! Kom, opdat ge ’t zoudt leeren dat ge meer moet wezen, dan de domme-kracht van een sterk ras: ook de wapperende vane van een Volk dat zijn innerlijke macht bewust is!”. Wielerkampioenen als Cyriel Van Hauwaert, Georges Ronsse en Jef Scherens passeerden vrijwel dagelijks de revue in de geel-zwarte ‘Sportwereld’. Zij werden op slag de iconen van een natie, de tastbare beelden van een taai en sterk Vlaams ras dat – aldus Van Wijnendaele – “wilde wat was recht, en won wat het wilde”. Via de koers kon het Vlaamse sportvolk finaal in de vaart der volkeren worden gedropt. Via een dergelijk wielerflamingantisch discours werd het merkwaardige huwelijk tussen het wielrennen en de Vlaamse Beweging op slag bezegeld.

Op een haast vanzelfsprekende wijze werd in de artikels van Van Wijnendaele en co een Vlaamse identiteit gevormd, afgebakend, ingevuld en uitgedragen. Zó frequent en op zó’n banaal niveau dat het haast onzichtbaar werd voor de lezer/sportliefhebber. Die wilde alleen maar over sport lezen maar kreeg eigenlijk forse doses Vlaamse identiteit geïnjecteerd. De lezer – die Van Wijnendaeles artikels verslond – voelde zich meer dan eens verbonden met de vreugde en het verdriet van ‘onze’ jongens. Vlaams volk, schoon volk… Het is het relaas van een nationalisme in (toen nog) voetriempjes. Bittere tranen wanneer er eentje van ‘de onzen’ de strijd moest staken maar… tomeloze euforie bij alweer een zege van ‘onze’ dappere kerels in het verre Frankrijk. ‘Sportwereld’ manifesteerde zich zo als dé gangmaker bij uitstek van een nationalistische retoriek.

Van de triomf van de simpele West-Vlaming Odiel Defraeye in Milaan-San Remo in 1912 tot de zegerush van een beresterke Lucien Buysse in de helse Pyreneeënetappe Bayonne-Luchon in de Tour van 1926: er was een overaanbod van wilskrachtige vedetten waaraan de Vlaming zich kon spiegelen. ‘Willen’ was overigens ‘kunnen’. Het was Van Wijnendaeles levensmotto dat hij, als boodschapper van dienst, gretig in zijn sportverhalen laste. In de wilskracht van de eigen sporthelden lag het prototypische beeld van de Vlaming. Als de Vlaming echt wilde, dan kon hij. In een tijd van dorre crisislucht was dat een beeld dat niet echt strookte met de realiteit maar dat was een reden temeer voor idealistische flaminganten als Van Wijnendaele om die retoriek net aan te houden. Meer nog, de fantast in hem stak eerder nog een tandje bij. Hij wist het immers zeker: de Vlaamse herwording was niet meer zo veraf. 

IJzersterke mythe
Men vindt in de huidige sportpers hier en daar nog wel wat restanten van de oude retoriek waarmee ‘Sportwereld’ ooit uitpakte. Wanneer de Ronde van Vlaanderen eraan komt of wanneer voor de regenboogtrui moet worden ge(st)reden, is het weer zover. Dan sluiten de rangen zich. Dan is het wielrennen voor heel even meer dan alleen maar sport. Dan wordt Van Wijnendaeles erfenis weer eventjes zichtbaar. Dan is het niet zomaar Johan Museeuw die op de Muur van Geraardsbergen de tegenstand op een hoopje heeft gereden maar dan is het ‘de laatste flandrien’ die nog voor één keer zijn tanden heeft laten zien. Dan is het niet zomaar Tom Boonen die op de Champs-Elysées als eerste de streep heeft overschreden maar dan is het de Leeuw van Vlaanderen die dat allegaartje spaghettivreters en kaaskoppen het nakijken heeft gegeven. Toch blijft het allemaal bij een oppervlakkige retoriek. Want ondanks alle klauwende leeuwen en kraaiende hanen langs de kant van de weg, is de relatie tussen wielrennerij en flamingantisme vandaag de dag flink afgekalfd. De grote boodschappen van weleer zijn verdwenen. Dat betekent niet dat de mythe van ons rijke Vlaamse wielerverleden morsdood is. Integendeel: ze is springlevend en ijzersterk. Voor hen die erin willen geloven, blijft ze intact. Vlaanderen is niet voor niets een regio op twee wielen!

Winnaar Scriptieprijs
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2004
Promotor(en)
Promotor