Op zoek naar een toekomst voor grootschalige rust- en verzorgingstehuizen: theoretische studie en ontwerpend onderzoek

Koen
Coomans

Gezocht: toekomst voor grootschalig rust- en verzorgingstehuis

 

De ouderenzorg in Vlaanderen staat de komende jaren voor grote uitdagingen.  Enerzijds willen we meer kleinschaligheid en kwaliteit, bijvoorbeeld kleinere rusthuizen en grotere kamers.  De naamswijziging van ‘rust- en verzorgingstehuis’ naar ‘woonzorgcentrum’ weerspiegelt deze tendens.  Anderzijds komt door de vergrijzing en ontgroening van de bevolking de betaalbaarheid sterk onder druk te staan.  Waar er bijvoorbeeld in 1990 nog vier mogelijke actieven waren per 65-plusser, zullen dit er anno 2040 nog slechts twee zijn.

 

De vele grootschalige rust- en verzorgingstehuizen die Vlaanderen telt spelen een cruciale rol in deze uitdaging.  Velen van ons zien ze eerder als ziekenhuizen dan als woongebouwen.  Ze passen dus niet in het beeld dat we hebben van ‘het ideale rusthuis’. Daarom wordt her en der besloten om ze af te breken en te vervangen door meerdere kleine woonzorgcentra.  Op het gebied van betaalbaarheid scoren ze echter wel goed.  Aangezien dit steeds belangrijker wordt, lijkt het misschien wat kort door de bocht om alle grote rusthuizen op te doeken.  Is het niet mogelijk om ze aan te passen en aantrekkelijker te maken zodat ze ook in de toekomst nog een rol kunnen spelen?

 

Om die vraag te beantwoorden werd in deze masterproef eerst een onderzoek gedaan naar de ouderenzorg van de toekomst.  Hoe ziet het ideale woonzorgcentrum eruit?  Om hiervan een beeld te krijgen werd in een literatuurstudie onderzocht welke evoluties en tendensen er op til zijn binnen de ouderenzorg.  Vervolgens werd in een ontwerpend onderzoek nagegaan of het mogelijk is om de onderzochte principes ook op grote woonzorgcentra toe te passen.  Dit houdt in dat er voor een concreet woonzorgcentrum een masterplan en architectonisch ontwerp werd uitgewerkt.

 

Een eerste tendens die onder de loep genomen werd is het ‘kleinschalig genormaliseerd wonen’.  Het gaat hier om een woonvorm waarbij een kleine groep van (vaak dementerende) ouderen samenwoont als een groot gezin.  De activiteiten bestaan er vooral uit huishoudelijke taken zoals koken en de was doen.  Het ritme van de dag wordt er dus bepaald door het ritme van het huishouden. 

De term ‘kleinschalig’ doet vermoeden dat deze woonvorm niet erg geschikt is om toe te passen op grote aantallen van bewoners, en zeker niet in een grootschalige omgeving.  De literatuurstudie toont echter aan dat dit niet noodzakelijk ingaat tegen de basisprincipes van het kleinschalig wonen.  Door deze woonvorm ook in grotere woonzorgcentra toe te passen komt men tegemoet aan de vraag naar meer kleinschaligheid en kwaliteit, maar kan men tegelijkertijd ook de betaalbaarheid onder controle houden.

 

Een tweede concept dat meer en meer opgang maakt is dat van de ‘woonzorgzone’.  Een dergelijke zone kan vergeleken worden met een geëxplodeerd woonzorgcentrum: het woonzorgcentrum gaat alle diensten die het reeds aan zijn bewoners aanbiedt, zoals verzorging en maaltijden, ook aanbieden aan de buurtbewoners.  Op die manier kunnen ouderen langer in hun vertrouwde thuisomgeving blijven wonen. 

 

In het ontwerpend onderzoek werden deze principes toegepast op het woonzorgcentrum Betlehem in Herent.  Hier wonen meer dan 300 ouderen op een voormalig kloosterdomein aan de rand van de gemeente.  Het hoofdgebouw van het woonzorgcentrum is een voormalig ziekenhuis uit de jaren ’60.  De ‘ziekenhuissfeer’ is dan ook niet veraf.  Het domein wordt bovendien omgeven door een oude kloostermuur, zodat een ommuurde enclave voor ouderen ontstaat, een ware ‘ouderencampus’.

 

Het bestaande masterplan voor het domein wil de leefgroepen van 30 personen moderniseren en de capaciteit vergroten door extra serviceflats te bouwen.  Van kleinschaligheid of van een wisselwerking met de omgeving, zoals dit in een woonzorgzone gebeurt, is geen sprake.  Deze strategie sluit dan ook niet aan bij de evoluties die bestudeerd werden in de literatuurstudie, en het verschil met ‘het ideale rusthuis’ is bijgevolg groot.  Daarom werd een nieuw masterplan opgesteld waarbij de onderzochte principes wel aan bod komen en waarbij het woonzorgcentrum als het ware wordt klaargestoomd voor de toekomst.

 

Een belangrijk onderdeel van dit nieuwe masterplan is een nieuwbouwproject waarin kleinschalige woningen voorzien worden.  Om aan te tonen op welke manier deze woonvorm ook binnen een grootschalige context kan werken, werd voor dit project een gedetailleerd ontwerp uitgewerkt.  Hierbij komen de basisprincipes van kleinschaligheid uitgebreid aan bod, bijvoorbeeld door de indeling van de leefgroepen te baseren op deze van een doorsnee woning.  Tegelijkertijd wordt ook voordeel gehaald uit de grootschaligheid van het woonzorgcentrum, door bijvoorbeeld de gemeenschappelijke activiteiten in het hoofdgebouw te organiseren.

 

Daarnaast wordt ook geprobeerd om de site beter te integreren in de buurt door een woonzorgzone op te zetten.  Om alle diensten en faciliteiten van het woonzorgcentrum ook aan buurtbewoners aan te bieden wordt op de site een lokaal dienstencentrum opgericht.  Dit centrum zal dit alles gaan coördineren en organiseren.  Het wordt dus het kloppend hart van de woonzorgzone. 

Ook worden zowel de diensten als de faciliteiten uitgebreid.  Naast de bestaande diensten, zoals zorgverlening, maaltijdbezorging en recreatie, komt er bijvoorbeeld ook een alarmcentrale, een boodschappenhulp en een vervoerdienst.  De bestaande faciliteiten, zoals cafetaria en kapsalon, worden dan weer aangevuld met onder andere een fitness, wellness en medisch expertisecentrum.  Veel hiervan wordt haalbaar (en betaalbaar) dankzij de grote schaal van de site en dus dankzij het grote aantal gebruikers.

Op deze manier wordt een dubbele integratiebeweging gerealiseerd: buurtbewoners zullen naar de site komen, bijvoorbeeld voor activiteiten of informatie, maar het woonzorgcentrum komt ook naar de buurtbewoners, bijvoorbeeld voor verzorging en maaltijdbezorging.

 

De masterpoef toont zo aan in welke richting grote woonzorgcentra kunnen evolueren om ook in de toekomst nog een rol te spelen in de ouderenzorg.  Het lijkt daarvoor vooral van belang dat ze de voordelen van hun grootschaligheid combineren met die van kleinschaligheid.  Zo gaan ze in op de vraag naar kleinschaligheid en kwaliteit en blijven ze tegelijkertijd betaalbaar.  Ook kunnen ze zich van hun ‘ziekenhuisimago’ ontdoen door zich beter te integreren in de buurt.  Dit kan niet enkel door het woonzorgcentrum op te splitsen in meerdere kleine eenheden, maar ook door een woonzorgzone op te richten waarbij het centrum en de buurtbewoners naar elkaar toe komen.

Download scriptie (24.16 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2010