Hoe een middeleeuwse Brusselse dodenrol mensen kon verenigen in gebed

Maria
Mejia Sian

Hoe een middeleeuwse Brusselse dodenrol mensen kon verenigen in gebed

 

We schrijven het jaar 1459. Rondreizende boodschapper Johannis Leonis is zojuist teruggekeerd van zijn reis die een jaar geduurd heeft. Gedurende zijn tocht bezocht hij bijna 400 religieuze huizen om een belangrijke boodschap over te brengen: de dood van Elisabeth ‘sConincs, abdis van de Benedictijnerabdij van Vorst in de Brusselse regio. Hij komt niet met lege handen terug: op de dodenrol zijn honderden beloften geschreven voor gebed, voor het zielenheil van Elisabeth en voor dat van vele anderen, want immers: “voor wat hoort wat”.

 

Rondreizende rouwbrieven

Het aanzeggen van de dood is een gebruik dat wij nog altijd kennen; heden ten dage gebeurt dat meestal per post. In Middeleeuws Europa werden hiervoor boodschappers op pad gestuurd met een zogenaamde dodenrol; meestal betrof het dan de dood van een vooraanstaand lid van een kloostergemeenschap. Maar het bleef niet bij de aankondiging van het overlijden. De belangrijkste reden om zo’n bericht rond te zenden is het verzamelen van beloften voor gebed. Het geloof in een hiernamaals was sterk aanwezig in de middeleeuwse Christelijke wereld en mensen meenden dat het gebed voor een soepele overgang zou zorgen naar een leven na de dood.

Het waren vooral Benedictijner kloostergemeenschappen die dodenrollen maakten en lieten rondreizen. Er zijn zo’n 320 dodenrollen en fragmenten bekend; in de Lage Landen zijn ze echter zeldzaam. In de afdeling Speciale Collecties van de John Ryland bibliotheek in Manchester wordt een compleet en goed bewaard gebleven exemplaar bewaard. Het gaat om de dodenrol van Elisabeth ‘sConincs, abdis van de Benedictijnerabdij van Vorst. Zij stierf op 19 juli 1458, na een bestuursperiode van 27 jaar. Haar opvolger gaf opdracht een dodenrol voor Elisabeth op te maken. Johannis Leonis kreeg de taak om met de dodenrol op reis te gaan, tenminste langs een tiental religieuze huizen waarmee de abdij van Vorst connecties had. Onderweg zou hij vele andere kloosters, abdijen, kerken en kapittels bezoeken; hij was o.a. in Keulen, Bonn, Namen, Lille, ‘s-Hertogenbosch en Utrecht (zie figuur 1). De bezochte huizen waren niet alleen van de Benedictijnerorde, maar bijvoorbeeld ook Cisterciënzers, Dominicanen, Augustijnen en Franciscanen, zowel mannelijke als vrouwelijke gemeenschappen.

 

Afbeelding verwijderd.

Figuur 1: Kaart van de vier reizen van de boodschapper (Boldrick, 2012, figuur 2)

 

Verenigd in gebed op de verjaardag van het sterven

De dodenrol van Elisabeth ‘sConincs bestaat in de eerste plaats uit de encycliek, de feitelijke doodsaankondiging; deze werd opgemaakt door het klooster waarvan zij abdis was. Niet alleen Elisabeth, maar ook andere onlangs gestorven medezusters werden hier genoemd. Naast het overlijdensbericht bevat de encycliek ook een oproep om te bidden voor het zielenheil van de doden. Op lege vellen perkament werden door de boodschapper 393 bijdragen of tituli verzameld tijdens zijn rondreis (zie figuur 2). De tituli werden handgeschreven in het Latijn door de ontvangende religieuze huizen, met vermelding van de dag en het uur van ontvangst van de boodschapper, de naam van het eigen huis en de belofte om te bidden. Deze belofte, in gangbare Latijnse formuleringen, hield altijd wederkerigheid in. De meest gebruikte formulering Orate pro nostris et oravimus pro vestris betekent ongeveer: ‘Wij bidden voor jullie overledenen als jullie dat ook voor de onze doen.’

 

Afbeelding verwijderd.

Figuur 2: Einde van de voorkant van de dodenrol; merk de verschillende handschriften op (The University of Manchester Library Image Collections, 026r)

 

Bij de terugkomst van de boodschapper met alle geschreven bijdragen werd de dodenrol in gereedheid gebracht om op het altaar te worden geplaatst tijdens de mis op de eerste sterfdag van Elisabeth. Er werden enkele afbeeldingen toegevoegd aan de rol over het leven van Elisabeth als abdis en over haar dood (zie figuur 3). Door deze afbeeldingen zichtbaar op het altaar te plaatsen, werden de mensen die de mis bijwoonden herinnerd aan de persoon van Elisabeth en de rol die zij speelde in de geschiedenis van de abdij. De dodenrol is op te vatten als een voorwerp van Memoria, een manier om overledenen voort te laten leven door de herinnering aan hen levend te houden. Het waren niet alleen de zusters van de abdij van Vorst die voor Elisabeth baden, maar ook de mensen in alle religieuze huizen die in de dodenrol hun gebed hadden beloofd. Andersom gold dat de leden van de kloostergemeenschap van Vorst zouden bidden voor de gestorvenen van de religieuze huizen op de rol. Zo ontstond een gebedsuitwisseling met zielenheil als inzet.

 

Afbeelding verwijderd.

Figuur 3 : Detail van de twee afbeeldingen (The University of Manchester Library Image Collections, 002r)

 

Deze dodenrol kan ons nog veel meer leren

De dodenrol van Elisabeth ‘sConincs is gefotografeerd door de bibliotheek waar dit manuscript bewaard wordt. Dat maakt het mogelijk om de afbeeldingen in detail te bekijken en om online te bladeren door de perkamenten vellen met handschriften. Nog lang niet alle aspecten zijn bestudeerd. In deze thesis is een selectie genomen uit de geschreven bijdragen voor een eerste studie; het betreft 54 religieuze huizen die zijn bezocht in de steden Gent, Brugge en Ieper en hun omgeving. Deze selectie laat reeds een verscheidenheid zien aan bezochte instellingen. Johannis Leonis had weliswaar opdracht om tenminste de tien geassocieerde Benedictijner huizen uit de encycliek te bezoeken, maar hij deed veel meer dan dat. Mogelijk hadden de bezochte religieuze huizen affiniteit met de abdij van Vorst, met de persoon van Elisabeth of met de Benedictijner orde, of misschien waren het de reisroute, de omstandigheden onderweg of het toeval wat een rol speelde. Feit is dat de boodschapper op bijna 400 plekken een belofte voor gebed verzamelde, waardoor Elisabeth ‘sConincs’ naam nog lang genoemd bleef.

Dodenrollen zijn vaak fragmentarisch bewaard, daarom is dit exemplaar zo uitzonderlijk. Ook is er sprake van een uitgebreide reis langs vele religieuze instellingen en van honderden handgeschreven bijdragen. Het verdient aanbeveling om de rol zelf, de afbeeldingen, de encycliek en alle bijdragen uitgebreider te bestuderen. Op deze wijze kunnen we nog veel meer leren over handschriften en de beheersing van het Latijn, over formele en informele banden tussen religieuze gemeenschappen, over gebedsuitwisseling en over reizen in de Middeleeuwen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Download scriptie (2.53 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Prof. Dr. Paul Trio