Over de objectiviteit van de humane wetenschappen: een vergelijking tussen Rudolf Carnap en Ernst Cassirer

Fons
Dewulf

Ook de humane wetenschappen zijn objectief!

Een diepgravende historische studie, een verhelderende literaire analyse of een boeiende interpretatie van moderne kunst, sommige mensen krijgen er maar niet genoeg van. Ook aan de universiteiten blijven de disciplines die nadenken over de mens en zijn culturele productie ieder jaar populair onder de studenten. Toch staan de humane wetenschappen vaak onder druk: hun resultaten zouden minder betrouwbaar zijn, vooruitgang binnen deze disciplines blijft een groot vraagstuk en hun onderzoek heeft weinig of geen economische toepassingen. Misschien kan een filosofische blik dit vertekend beeld bijsturen.

Het traditionele beeld op de wetenschappelijke structuur aan de universiteiten bestaat uit een tweedeling tussen de humane wetenschappen en de natuurwetenschappen. Volgens dat beeld verschillen beide soorten van wetenschappen vooral op vlak van hun methode. De natuurwetenschappen beschrijven waarnemingen over de natuur met behulp van wiskundige wetten. Hierdoor kunnen zij in grote mate voorspellingen opstellen en deze controleren, waardoor hun resultaten altijd zeer nauwkeurig zijn. De humane wetenschappen daarentegen proberen hun studiedomein, namelijk de mens en zijn culturele activiteit, op een alternatieve manier te bestuderen: men onderzoekt culturele objecten als resultaten van de dominante waarden binnen een cultuur, men probeert niet wiskundig te beschrijven, maar eerder te begrijpen binnen de culturele context. De humane wetenschappen gebruiken daarvoor geen formules, maar verhalen om hun studieobjecten in te kaderen. Dit verklaart ook grotendeels hun populariteit: geen abstracte en wereldvreemde symbolen, maar levendige teksten moeten helpen hun claims duidelijk te maken.
Toch vormt deze toegankelijke manier om aan wetenschappelijk onderzoek te doen ook een probleem. De betrouwbaarheid van de wetenschappelijke resultaten kunnen bij de humane wetenschapper gemakkelijker in vraag gesteld worden: sluipt er geen eigenzinnige kronkel van de onderzoeker mee in zijn verhaal, liggen er geen subjectieve waarden aan de grondslag van zijn presentatie? De scriptie 'Over de objectiviteit van de humane wetenschappen, een vergelijking tussen Rudolf Carnap en Ernst Cassirer' probeert enerzijds het pleit op te nemen voor de objectiviteit en betrouwbaarheid van de humane wetenschappen. Anderzijds is het ook haar doelstelling de scherpe splitsing tussen de humane en de natuurwetenschappen in vraag te stellen. De scriptie gebruikt hiervoor een interessant debat tussen twee denkers die zich tijdens het interbellum hebben gebogen over deze problematiek.
In het invloedrijke werk 'Der logische Aufbau der Welt' probeerde Rudolf Carnap (1891-1970) een aanzet te geven tot de formalisering van alle wetenschappelijke concepten van zijn tijd in een logisch raamwerk. Aan de hand daarvan dacht Carnap dat het mogelijk was een strikte controle uit te voeren op de betekenis van de gebruikte concepten in wetenschappelijke uitspraken. Precies die controlemogelijkheid is voor Carnap een noodzakelijke voorwaarde voor het bereiken van objectiviteit. Carnap meende dat zijn logische aanpak niet alleen toepasbaar was voor de sterk wiskundig geïnspireerde natuurwetenschappen; ook de humane wetenschappen maakten eigenlijk reeds impliciet gebruik van een conceptueel kader dat in logische symbolen gevat kan worden.
Met zijn logische aanpak hoopte Carnap bovenal de eenheid tussen de versplinterde wetenschappelijke disciplines te bewaren, niet op basis van een gedeelde methode of een gedeeld studieobject, maar op basis van een logische analyse van hun uitspraken. Ook de humane wetenschapper wordt aangespoord om op deze piste mee te stappen en samen te werken in één groot logisch-wetenschappelijk unificatieproject.
Een andere mogelijkheid om de nefaste splitsing tussen twee soorten wetenschappen tegen te gaan, kan men vinden bij Ernst Cassirer (1874-1945), een tijdgenoot en kennis van Carnap. Cassirer verdedigt net zoals Carnap de eenheid tussen de wetenschappen, alleen op een hoger en nog abstracter niveau dan een gedeeld logisch kader. Cassirer spreekt over verschillende manieren om voor zichzelf een wereld te vormen. Daarin heb je aan de ene kant de denkwereld van de natuurwetenschapper, waarin alle objecten geplaatst worden onder wiskundige wetten. Aan de andere kant heb je de wereld van de menselijke cultuur, waarin de objecten altijd geplaatst moeten worden in een wereld van gedeelde ervaring. Deze twee manieren om een wereld te 'hebben' komen overeen met twee verschillende vormen van wetenschap. De ene manier is volgens Cassirer niet beter dan de andere: beiden geven je immers de mogelijkheid om stabiele objecten te vormen en dat is precies wat Cassirer verstaat onder objectiviteit.
Deze twee denkers geven op twee verschillende manieren weer hoe er over de humane wetenschappen gedacht kan worden als een objectieve wetenschap. Rudolf Carnap legt sterk de nadruk op een logisch-formalistische onderbouwing van alle wetenschappelijke concepten, waardoor de verschillende disciplines noodzakelijk moeten steunen op elkaars concepten om een wetenschappelijke objectiviteit te bereiken. Het sleutelwoord van Carnaps visie op de humane wetenschappen is dan ook interdisciplinariteit en nauw daarbij aansluitend de integratie van alle disciplines. Ernst Cassirer legt veel meer de nadruk op de autonomie van het studiedomein van de humane wetenschappen. De humane wetenschappen hebben volgens hem in eerste instantie de taak culturele producten te beschouwen als zingevende instrumenten van de mens. Hierdoor worden de humane wetenschappen in veel grotere mate relevant voor de maatschappij: zij leren onszelf immers begrijpen als zingevende wezens. In het onverdraagzame klimaat van het interbellum waarin Ernst Cassirers werken geschreven zijn, is dit wellicht zijn grootste boodschap aan de economen die ook heden ten dage de humane wetenschappen als discipline in vraag willen stellen: hoe ver wij ook vorderen binnen de natuurwetenschappen, wij zullen onszelf en onze positie in de wereld daardoor niet beter begrijpen.

Zowel Carnap als Cassirer probeerden binnen het wetenschappelijke klimaat van hun tijd de humane wetenschappen als objectieve wetenschappen te verdedigen. Hoewel hun visies sterk verschillen, kunnen zij ook vandaag nog steeds gebruikt worden om mogelijke aanvallen op de humane wetenschappen te counteren. Bovendien breiden zij ons denkbeeld uit over de mogelijkheden en de taken van die bedreigde discipline en helpen zij ons gerichter na te denken over de rol van de humane wetenschapper binnen de maatschappij en zijn/haar positie binnen het universitaire veld.

Download scriptie (735.68 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2013