Shakespeare voor beginners

Sanne
Hubert

 

Shakespeare voor beginners
 
In augustus 2008 daveren de planken van de theaterscène. Enkele misnoegde acteurs dienen een ‘manifest voor een acteurs -en publiekstheater’ in bij het Vlaams Parlement. Twee redenen: de grote ensembles zijn verdwenen en er is een ‘unserved audience’. Dé oplossing voor beide problemen: repertoire. Elke (grote) naam uit de theaterwereld levert zijn mening over de kwestie, waardoor de discussie almaar meer verzandt in een web van begrippen, statements, toekomstperspectieven en acties. Er is nog meer aan de gang op diezelfde planken, weliswaar minder zichtbaar of gepubliceerd in de media, maar ongetwijfeld opgemerkt door de podiumsector. Jonge makers gaan steeds meer aan de slag met eigen (tekst)materiaal, opteren niet zo vaak meer voor de (bewerking van) bestaande klassiekers. Noem het de huidige ‘zelfschrijftendens’ bij jonge theatermakers. Er bestaat bovendien een algemene opvatting dat het absoluut ‘not done’ is om als jonge maker met repertoire aan de slag te gaan en het dus beter staat om met een eigen tekst op de proppen te komen.
 
fABULEUS is een organisatie die zich profileert als productiestructuur voor theater- en dansmakers. Ze leggen een sterke focus op jonge mensen; op het podium en in het publiek. Jonge makers kunnen bij fABULEUS terecht om hun eigen werk in de context van de organisatie te produceren. Het zijn beginnende theatermakers, pas afgestudeerden aan een artistieke opleiding of spelers die uit de jongerenwerking van de organisatie doorstromen. Ze kiezen het materiaal waarmee ze aan de slag gaan zelf, maar fABULEUS wil hen in de toekomst uitdagen om ook voor repertoire te kiezen, een bron die vandaag de dag voor jonge makers minder evident is. Al deze aspecten maken fABULEUS tot een perfect onderzoeksterrein om deze hamvraag te behandelen: Wat kan repertoire betekenen voor jonge theatermakers?
 
Wie kan deze vraag beter beantwoorden dan de experts in het werkveld? Negen ervaren en jonge (lees: beginnende) theatermakers (Inne Goris, Mieja Hollevoet, Peter Seynaeve, Jo Roets, Carl von Winkelmann, Freek Mariën, Soetkin Vervaet, Sam Wauters en Floris Schillebeeckx) deelden hun bevindingen. Het zijn allen ‘repertoirebelievers’ en gingen er dus reeds mee aan de slag. Daarnaast hebben ze allemaal een link met jongeren: ze maakten repertoiretheater met jonge spelers of voor een jong publiek. Repertoire werd door hen getoetst aan begrippen als publiek, toegankelijkheid, vorm, jongeren, vervreemding, educatie, omkadering, programmatie, maatschappelijke relevantie,… Het resultaat is een ruime verkenning van de krachten of troeven van het aan de slag gaan met repertoire, als een hapklaar brokje voorgeschoteld. Als inspiratiebron voor jonge makers, maar zeker ook voor andere theatermakers die repertoire niet uitsluiten op hun verlanglijstje.
 
De troeven van het aan de slag gaan met repertoire van a tot z
Bij de analyse van een repertoireverhaal blijkt al snel dat het vooral een opstap biedt. Enkelen vermelden dat het verhaal zijn diensten al heeft bewezen. Je hoeft niet het hele verhaal te vertellen, het kan ook inspiratie bieden om er een bepaalde idee, centrale onderwerp, thema, structuur, rode draad, basis of materie uit te pikken. Bij het herschikken en herschrijven van een verhaal is schrappen, schematiseren, associëren of vertalen zeker niet uit den boze. Op basis van wat je zelf belangrijk vindt kan je gaan improviseren en ensceneren.
 
In welke vorm, stijl, taal of theatercode je productie uiteindelijk op podium zal staan maakt niet uit. Welke betekenisdrager je ook hanteert, repertoire leent zich tot elke vorm, of je nu met beweging, dans, nieuwe media of eenvoudigweg tekst aan de slag gaat. Het gekende verhaal laat immers alle vormen toe, tekst is geen must. Deins er niet voor terug om buiten de schouwburgcontexten te denken en trek gerust eens op locatie. De meest hybride vormen zijn toegestaan. Repertoire hoeft niet in contrast te staan met vernieuwing: ook de meest experimentele maker vindt hier zijn gading.
 
Repertoire kan zeker hedendaags of actueel zijn. Het stuk zou zijn maatschappelijke relevantie meegedragen hebben met de geschiedenis, dat is ook de reden waarom het de tijd overleefde. Zo is de thematiek die in de repertoirestuk vervat zit vaak universeel en maatschappelijk relevant. Je kan elk stuk vertalen naar wat je er vandaag de dag mee wil vertellen.
 
Daarnaast kan repertoire veel betekenen voor jongeren. Voor de jonge speler of acteur biedt het aan de slag gaan met repertoire een verrijking op persoonlijk gebied, “die stoffige klassieker is best wel actueel”. Het kan ook de taal van een jongere opwaarderen, de klassiekers bevatten een heuse woordenschat. Voor het jonge publiek geeft een klassieker vaak een aanknopingspunt, en raakt het materiaal een diepere emotionele laag. Ze komen veelal tot de conclusie dat het stuk veel toegankelijker is dan ze aanvankelijk dachten. Daarbij komt kijken dat de ‘growing up story van kind tot volwassene’ iets is wat in veel klassiekers terugkomt. Tenslotte is het ook belangrijk om jongeren de traditie of stromingen te leren kennen, en dan is repertoire het ideale middel.
 
In de discussie wordt repertoire vaak in één adem genoemd met ‘het herkenbare’. Maar kan repertoire ook vervreemdend werken? Ja! De vervreemding zit ‘m daar vooral in de manier waarop een stuk wordt gebracht, in de vorm die je kiest. Het verhaal an sich hoeft niet vervreemdend te zijn, door bijvoorbeeld de verwachtingen van het publiek onderuit te halen, treedt er ook een zekere vorm van vervreemding op.
 
Eens de productie op poten staat begint het spreidings- en programmatiewerk. Raakt een repertoirestuk makkelijk verkocht aan een CC, kunstencentrum of festival? Voor de makers is het alvast onduidelijk. Ze veronderstellen wel dat een herkenbaar verhaal of titel primeert in de keuze van de programmatoren, maar er heerst ook een vermoeden dat deze hun oog laten vallen op bekendere of gewaardeerde acteurs en makers. Een belangrijke nuance in dit verhaal is dat de makers vinden dat er te vaak geprogrammeerd wordt met de intentie de verwachtingen van het publiek te willen inlossen. Wat internationalisering betreft vermoedt men dat de vrije manier waarop we met klassiek materiaal een de slag gaan aantrekkelijk lijkt in het buitenland.
 
Is repertoire toegankelijk voor publiek? Natuurlijk. De makers kwamen wel op de proppen met enkele nuances en opmerkingen. Zo gaan mensen vaak naar dingen die ze kennen en waar ze een veilig gevoel bij hebben, of dat nu het verhaal, thema of acteur is. De mate van toegankelijkheid kan bepaald worden door enscenering of moeilijke tekst, maar kan evengoed afhangen van stuk tot stuk. De makers willen dat het publiek zich actief verdiept, en toegankelijkheid mag niet gelijkstaan aan ‘krijgen wat je verwacht’. De meesten zijn dan ook van mening dat je niet je product moet aanpassen maar je publiek moet bewerken. Repertoire mag vooral geen maatschappelijke eis zijn in de veronderstelling dat het toegankelijkheid vergroot.
 
Een herkenbare titel lijkt een grote invloed te hebben op de keuze van het publiek. Een titel kan een opstap naar de voorstelling zijn, maar voor de herkenbare titel opteren betekent niet dat je voor de beste voorstelling kiest. Een bewerkte herkenbare titel trekt de aandacht, het is dus een kwestie van origineel te zijn! En als we heel eerlijk mogen zijn: die herkenbare titel is eigenlijk de verdienste van het herkenbare verhaal…
 
Hoe vertaal je de voorstelling naar je publiek? Repertoire blijkt vele educatieve troeven te hebben. Zo vallen de meeste stukken makkelijk te linken aan een schoolse materie, waardoor je meteen ook een scholenpubliek aantrekt. Repertoirestukken bieden ook een referentiepunt voor maker én voor educatiemedewerker, zodat er samen gezocht kan worden naar een manier om het stuk educatief te omkaderen. Er is ook mogelijkheid tot educatie in de strikte zin van het woord: een klassieker kan simpelweg kennis van de geschiedenis overdragen. De themata die voorkomen in repertoirestukken maken vaak tongen los. Ook voor de spelers of acteurs kan het spelen van repertoire educatief en verrijkend werken, ze leren op die manier kijken in hun eigen psychè.
 
Heeft repertoire nood aan omkadering? De meningen zijn verdeeld. Sommigen vinden dat repertoire niet meer omkadering heeft dan een ander stuk, anderen zijn van mening dat je als maker je stuk maar zo moet maken dat het geen omkadering nodig heeft. Omkadering kan het publiek kapstokken aanreiken: het helpt de diepere lagen blootleggen, geeft codes aan die je nodig hebt om het stuk te lezen en verduidelijkt een (abstracte) aanpak.
 
Naast een ruime verkenning van deze specifieke troeven van repertoire geven de makers nog enkele absolute krachten en –ook belangrijk- struikelblokken en aandachtspunten mee (tevens een aanrader om verder te lezen). Hierover bestaat alvast een consensus: Shakespeare is voor beginners!

Download scriptie (871.67 KB)
Universiteit of Hogeschool
Karel De Grote Hogeschool
Thesis jaar
2009