Apartheid in het Heilige Land?

Korneel
De Rynck

De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens vierde in 2008 haar zestigste verjaardag. Gelukkige verjaardag? De ironie van het toeval wil dat in 1948 twee situaties begonnen waarbij de mensenrechten flagrant werden geschonden. In 1948 deed in Zuid-Afrika de apartheid zijn intrede. Een blanke minderheid voerde een racistisch beleid van discriminatie en segregatie tegenover een zwarte meerderheid. De regering dwong zwarten te leven in bantustans (reservaten) en townships (stedelijke getto’s). Ze werden in hun bewegingsvrijheid beperkt door een pasjessysteem. In publieke ruimtes was er strikte gescheidenheid. Dat ging absurd ver: in de gebouwen in Pretoria liepen zelfs de toiletpijpen van blanken en zwarten apart van elkaar naar beneden om pas ondergronds samen te komen. Zwarten hadden geen politieke inspraak noch konden zij zich economisch ontwikkelen. Ze waren het slachtoffer van harde repressie. Ook in 1948 begon het Israëlisch-Palestijns conflict. En het wordt nog toevalliger. Net toen Mandela en kompanen een einde maakten aan de apartheid in 1994, kwam er een vergelijking op tussen Zuid-Afrika en Israël. Politici, journalisten en activisten beschuldigen het Israëlisch regime van ‘apartheid’ in zijn behandeling van de Palestijnse minderheid in Israël en de Palestijnen in de Westbank.

 

Israël apartheid!’ is tot nu slechts een goedkoop label, een populair modewoord, een activistische slogan die lekker bekt in betogingen. Apartheid staat in het geheugen gegrift als een verwerpbaar racistisch systeem, als een extreme uitloper van achterhaald kolonialisme. Door Israël zo te bestempelen, creëert men een aha-erlebnis. Maar het label wordt nauwelijks met argumenten onderbouwd. Wat men met apartheid bedoelt, laat men in het ongewisse. Laat staan dat men argumenteert waarom de situatie dan apartheid is. Een toonbeeld daarvan is het boek van Jimmy Carter uit 2006, getiteld ‘Palestine: peace not apartheid’, waarin de voormalige VS-president waarschuwt voor de komst van apartheid, maar zijn zwaarwegende titel nergens onderbouwt.

 

Is het label uit de lucht gegrepen of zit er een kern van waarheid in? Waar rook is, is vuur, zegt een spreekwoord. Israël gebruikt in zijn beleid ten aanzien van de Palestijnen termen die echo’s zijn uit de Zuid-Afrikaanse geschiedenis. Ze spreken over hafradah, wat in het Hebreeuws ‘scheiding’ betekent, net zoals ‘apartheid’ in het Afrikaans. Ehud Barak sprak midden jaren ‘90 ‘us here, them there’. Is er apartheid in Israël en de Westbank? Tot nu toe heeft deze vraag nog geen adequaat antwoord gekregen. Onderzoek naar de geldigheid van het label bestaat nauwelijks of schiet tekort. Terwijl het iedere dag weer in kranten en op sites verschijnt, en bodemloze discussies uitlokt. Een kritische reflectie is dringend nodig. Mijn thesis probeert deze niche op een objectieve en begrijpelijke manier te vullen.

 

Ik toets de situatie in Israël en de Westbank aan een eigen definitie van apartheid. Op basis van literatuur omtrent Zuid-Afrika construeerde ik een universele definitie met geoperationaliseerde criteria. Ik typeer apartheid als een systeem dat in iedere tijd en ruimte kan voorkomen. Het is een systeem waarbij een overheid een raciale, etnische, religieuze of ander onderscheiden bevolkingsgroep discrimineert en segregeert. Enerzijds  is er –naar de letterlijke betekenis van apart-heid– residentiële en sociale segregatie: ruimtelijke gescheidenheid tussen volkeren via verboden zones, afsluitingen, aparte faciliteiten, etc. Als resultaat daarvan leven groepen apart van elkaar. Anderzijds is er een verregaande institutionele discriminatie van één groep (politiek, juridisch, economisch, cultureel). In feite worden er twee maatschappijen gecreëerd in één ruimte: een dominante en een ondergeschikte. Apartheid is een etnisch regime waarbij een overheid een voorkeur institutionaliseert voor één groep ten koste van een andere. Een etnische staat strookt nooit met de principes van democratie, apartheid a fortiori niet: er is democratie voor slechts één groep, dus in totaliteit geen democratie.

 

Met deze definitie in mijn rugzak trok ik naar de Westbank en Israël, terwijl de ‘oorlog’ in Gaza nog nasmeulde. Ik reisde het hele conflictgebied af, interviewde belangrijke stemmen in het debat, ging langs bij mensenrechtenorganisaties en verzamelde rapporten. Ik ervoer de bezetting zoals de Palestijnen dat dagelijks ervaren. Tegelijkertijd was ik onderzoeker, journalist, ooggetuige en toerist.

 

Tot welke conclusies kwam ik? Het apartheidslabel is niet uit de lucht gegrepen, zoals tegenstanders ervan uitroepen. Over het algemeen bekeken –in de hele Israëlisch-Palestijnse ruimte– installeerde de Israëlische overheid een verregaande etnische dominantie van de joodse bevolking ten nadele van de Palestijnen. Dit veruitwendigt zich in twee verschillende regimes.

 

In Israël is er residentiële segregatie. Palestijnen leven in kleine verspreide gebiedjes; daarbuiten kunnen ze geen land verwerven. Ook is er in alle domeinen institutionele discriminatie. Palestijnen hebben echter partiële doch significante rechten die in een apartheidssysteem niet voorkomen. Bovendien is de bewegingsvrijheid relatief onbeperkt. Ik stel vast dat Israël een etnisch-joodse staat is die de Palestijnse minderheid discrimineert en residentieel segregeert. Dit strookt enerzijds niet met de democratische principes, wat Israël ook moge beweren. Maar anderzijds is het regime ook geen apartheid. Ik stel op inspiratie van de politieke geograaf Oren Yiftachel een alternatieve term voor: ethnocracy.

 

In de Westbank, algemeen beschouwd als bezet gebied, neemt de joodse dominantie wél de vorm aan van apartheid. Er is een ruimtelijke fragmentatie en enclavisering van het gebied door het Israëlisch beleid van nederzettingen, de muur, de gesegregeerde wegen, de checkpoints, verboden zones en

andere beperkingen. De Palestijnse dorpen en steden zijn door bewust beleid reservaten geworden. Aan de hand van een pasjessysteem wordt de bewegingsvrijheid ingeperkt. Er is residentiële en sociale segregatie. Palestijnen ervaren geen separate development. Het militaire bestuur, een arm van de Israëlische overheid, creëerde in het laatste decennium twee aparte én ongelijke maatschappijen. Aan de ene kant is er de geprivilegieerde joodse maatschappij, bestaande uit de settlers in hun nederzettingen. Zij zijn volledig gelinkt aan de staat Israël, met alle voordelen van dien (inspraak in bestuur, eerlijke rechtspraak, gestimuleerde economie,…). Daartegenover staat de Palestijnse ‘non-maatschappij’, bestaande uit talrijke enclaves, op zich niet leefbaar. Politiek is er een pseudobestuur; de economie is onbestaande en afhankelijk van Israël; in een dubbel rechtspraaksysteem worden zij stelselmatig benadeeld op basis van hun identiteit. Dit Israëlisch beleid is intentioneel, offensief en overstijgt veiligheidsoverwegingen.

 

Er gaat geen praatje of er is wat van waar. ‘Israël apartheid’ is meer dan een slogan.

 

Download scriptie (1.82 MB)
Winnaar Scriptieprijs
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2008
Promotor(en)
Prof. Dr. Georgi Verbeeck