Wij tegen de Anderen. Een Critical Discourse Analysis van de reproductie van globale discoursen in Vlaams televisienieuws (...)

Han
Lagring

‘Hun’ terrorisme is het ‘onze’ niet

Vlaams televisienieuws reproduceert nog vaak globale ongelijkheden en westerse superioriteitsideeën in de berichtgeving over terroristische aanslagen, zij het vaak onbewust en onbedoeld. Dat blijkt uit een scriptie aan de Universiteit Gent.

Wanneer een niet-westerse persoon of groepering een aanslag pleegt op eigen bodem, krijgt die gebeurtenis niet dezelfde media-aandacht dan wanneer een westerling een aanslag pleegt op de eigen samenleving. Niet alleen besteden nieuwsmedia minder ruimte aan niet-westers terrorisme, de berichtgeving is vaak eenzijdig, vertekend en stereotiep. In een scriptie aan de Universiteit Gent wordt duidelijk hoe deze vertekende aandacht precies vorm krijgt en hoe ze bijdraagt aan de bevestiging van globale ongelijkheden. ‘Hun terrorisme is duidelijk het ‘onze’ niet.

Aan de hand van de onderzoeksmethode Critical Discourse Analysis (CDA), analyseerde Han Lagring in zijn masterproef aan de UGent verschillende journaals van VRT en VTM en werd een vergelijking gemaakt tussen de berichtgeving van één westerse aanslag en de berichtgeving van zeven niet-westerse aanslagen, allen gepleegd op eigen bodem (zogenaamd ‘intern terrorisme’). Zo werd de bekende aanslag door Anders Breivik in Noorwegen op 22 juli 2011 vergeleken met verschillende aanslagen in Irak, Pakistan en India, allen in 2011. Aangezien discoursen (dat zijn specifieke manieren om de wereld via taal weer te geven en te begrijpen) vaak verborgen zitten, werden woorden en beelden zorgvuldig onderzocht om zo onderliggende ongelijkheden te kunnen blootleggen. Woorden en beelden werden bovendien gekoppeld aan dieperliggende redactionele beperkingen, maar ook aan kenmerken eigen aan het bredere sociale systeem, waardoor een nieuwstekst in haar ruimere context kon worden geplaatst. ‘Het verschil in berichtgeving is treffend’, aldus de onderzoeker.

Zo is het duidelijk dat aanslagen van westerlingen op westerse bodem vaak worden afgeschilderd als afwijkend van de eigen idealen en waarden. Bij de aanslagen in Noorwegen besteedden de journaals aandacht voor de dader, zijn motieven, zijn psychologische toestand en zelfs voor zijn sociale omgeving. In de bevestiging van de eigen westerse waarden brachten onze media de dader Breivik naar voor als een alleenstaand geval; de sociaal geïsoleerde eenzaat die wel voorkomt uit ‘onze’ westerse samenleving, maar niet ‘onze’ waarden deelt. Terrorisme werd in dit geval dus sterk geïndividualiseerd. Het werd weggehouden van het ideaalbeeld van een vredevolle westerse samenleving. Bij aanslagen buiten het Westen verdwenen (mogelijke) daders echter in een anonieme massa. Het publiek kreeg geen inzicht in de mensen achter de terreurdaden, laat staan in hun motieven en sociale omgeving. Bij deze aanslagen focusten de Vlaamse televisiejournaals niet zozeer op hoe terrorisme afwijkt van de maatschappelijke idealen, maar werd daarentegen impliciet een beeld opgeworpen van niet-westers terrorisme als typisch of normaal voor een bredere samenleving.

Maar de masterproef wees op nog meer. Bij de aanslagen in Noorwegen brachten de journaals immers ook slachtoffers en hun hulpverleners (en bij uitbreiding de hele Noorse bevolking) in beeld en lieten ze hen veelvuldig aan het woord. Media benadrukten niet alleen het menselijk leed en processen van rouw, maar ook de actie en hulp van hulpdiensten en gewone Noren. Noorse en andere westerse autoriteiten kwamen naar voor als actoren die deelden in het verdriet, maar ook actie ondernamen om dergelijk leed in de toekomst te vermijden. De journaals schiepen volgens de onderzoekers dan ook een beeld van westerse daadkracht, solidariteit, controle en actie. Buiten het Westen daarentegen, lieten onze journaals slachtoffers, hun hulpverleners en betrokkenen grotendeels uit beeld en werden ze niet of nauwelijks gehoord. Hun leed werd met andere woorden grotendeels onzichtbaar gemaakt. Het dominante beeld dat de onderzoeker kon afleiden uit de journaals was dat van passiviteit. Zowel de gewone burgers als de hulpverleners en staatsleiders verdwenen in een hulpeloze, passieve en machteloze massa. Ze leken niet in staat een antwoord te bieden op de aanslagen en leken niet dezelfde (superieure) daadkracht van het Westen te hebben, zo leert ons het onderzoek.

Deze bevindingen staan niet op zichzelf. De onderzoekers baseerden zich op verschillende theorieën over discours en Oriëntalisme, die allen wijzen op de manier waarop westerse waarden van vrede en democratie impliciet naar boven komen en bevestigd worden in en door media. Ook volgens het onderzoek brachten onze Vlaamse journaals deze waarden naar voor als superieur en in schril contrast met de inferioriteit van de Oosterse maatschappij.

De bedoeling van de masterproef was echter niet om de conclusies van het onderzoek te veralgemenen naar de volledige westerse berichtgeving over globaal terrorisme. Het onderzoek was vooral exploratief van aard en probeerde enkele opvallende punten en tegenstellingen bloot te leggen die duiden op onderliggende en impliciete discoursen in de Vlaamse televisiejournaals.

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2013