Zijn nabestaanden van slachtoffers van levensdelicten ook slachtoffer?

Yinthe
Feys

Jaarlijks vinden nog te veel (dodelijke) verkeersongevallen of moordzaken plaats. In België lieten 727 mensen het leven bij een dodelijk verkeersongeval in 2014, 182 stierven ten gevolge van moord in 2012. Dergelijke slachtoffers kregen doorheen de jaren steeds meer aandacht, maar de nabestaanden van deze slachtoffers worden ook gevictimiseerd. Zij worden niet alleen geconfronteerd met een primaire victimisatie (namelijk de gevolgen van het misdrijf zelf), maar tevens met een mogelijke secundaire victimisatie. De manier waarop zij door de strafrechtelijke actoren behandeld worden, kan immers opnieuw het gevoel geven slachtoffer te zijn. Dit kan het verwerkingsproces van de desbetreffende nabestaanden nog meer bemoeilijken. Het is dan ook noodzakelijk dat deze specifieke doelgroep meer aandacht krijgt in zowel onderzoek als in de praktijk en het beleid. Om deze reden werden zowel nabestaanden van moordzaken en dodelijke verkeersongevallen als mensen uit de praktijk die met deze nabestaanden in contact komen, aan het woord gelaten.

Uit deze interviews bleek dat nabestaanden van levensdelicten een heel proces doorstaan, beginnend bij de slechtnieuwsmelding van de politie en de medische hulpverlening. De manier waarop deze eerste stappen verlopen, bepaalt voor een deel in welke mate nabestaanden in staat zijn de slechte ervaring een plaats te geven. Uit het onderzoek bleek echter dat deze slechtnieuwsmelding niet altijd even respectvol verloopt. Soms identificeren de politieambtenaren zich niet als dusdanig of nemen ze niet voldoende tijd om het gebeurde uit te leggen. De meningen over de medische hulpverlening waren eveneens verdeeld.

Vervolgens is er de afscheidsplechtigheid. Dit is een belangrijke fase van het verwerkingsproces waarbij de nabestaanden voldoende vrijheid moeten krijgen om de plechtigheid te laten verlopen zoals zij dit zelf willen. De aansleep naar de begrafenis of crematie is doorgaans een periode met veel administratieve taken (zoals het verwittigen van de begrafenisondernemer), waardoor het verwerkingsproces zelf even ‘on hold’ wordt gezet.

Daarna krijgen de nabestaanden te maken met het juridische proces. Ze komen in aanraking met allerhande strafrechtsactoren zoals rechters, advocaten en magistraten. Pas wanneer de juridische afwikkeling van het gebeurde voltooid is, blijkt het verwerkingsproces echt te kunnen aanvangen.

Doorheen de interviews konden een heel aantal gevolgen op zowel korte als lange termijn opgemerkt worden. Deze werden beschreven als een clusterbom. Nadat één centrale bom is afgegaan (namelijk het verliezen van een naaste), volgen allerlei ‘secundaire’ bommen die de verwerking van het misdrijf bemoeilijken. Enerzijds waren er primaire gevolgen (de directe gevolgen van het misdrijf). Deze konden opgedeeld worden in emotionele en psychische gevolgen (verdriet, angst, gemis, ongeloof, machteloosheid,…), lichamelijke gevolgen (ten gevolge van stress), maatschappelijke gevolgen (moeilijke communicatie met de sociale omgeving en de media), beroepsmatige gevolgen (het (tijdelijk) niet kunnen uitoefenen van het beroep en/of vrijetijdsactiviteiten), financiële gevolgen (onkosten ten gevolge van het misdrijf, materiële schade) en andere gevolgen (zoals administratieve taken en persoonlijkheidsveranderingen, bijvoorbeeld het aannemen van een meer teruggetrokken houding). Anderzijds kan echter ook een secundaire victimisatie optreden. Dit verwijst naar de houding van allerhande actoren waarmee nabestaanden in aanraking (kunnen) komen. Afhankelijk van de manier waarop nabestaanden door onder meer de advocaat, rechter, politie en justitiepersoneel behandeld worden, zal het verwerkingsproces bemoeilijkt of net bevorderd worden.

De nabestaanden rapporteerden een heel aantal behoeften om het verwerkingsproces te bevorderen. Deze behoeften konden eveneens in verscheidene categorieën opgedeeld worden. Er zijn emotionele en psychische behoeften (opvang, emotionele steun en erkenning), behoeften inzake het strafproces (respectvolle behandeling, procedurele aspecten en de gerechtelijke uitspraak), financiële behoeften (schadevergoeding) en andere behoeften (zoals praktische hulp en het hebben van een (nuttige) bezigheid).

De gevolgen en bijgevolg behoeften van nabestaanden zijn zeer uiteenlopend en individueel. Elke zaak veronderstelt dan ook een persoonlijke en aangepaste aanpak om deze personen zo goed mogelijk te helpen. Alhoewel deze doelgroep met een specifieke problematiek geconfronteerd wordt, krijgen zij niet de aandacht die ze verdienen en is er nog maar weinig over deze doelgroep geweten. Het is nochtans belangrijk om aandacht op deze groep te vestigen, zodat het verwerkingsproces niet onnodig bemoeilijkt wordt. De primaire gevolgen kunnen dan wel niet vermeden worden, maar een secundaire victimisatie zouden we wel zo veel mogelijk moeten proberen vermijden. Het is immers, zoals één van de nabestaanden in het onderzoek ook stelde, een proces van lange adem dat nooit volledig beëindigd wordt: “Da’s echt zoals water dat uitdijt, da’s een never ending story” (respondent4).

Alhoewel het een zeer gevoelig thema betreft, waren toch meerdere nabestaanden (en deskundigen) bereid hun verhaal te doen. Zij hopen immers dat toekomstige nabestaanden niet hetzelfde moeten doorstaan als zij hebben meegemaakt en hopen dat er in de toekomst verbeteringen aangebracht kunnen worden in de opvang en behandeling van nabestaanden van levensdelicten. Het verlies van een naaste is op zich al een verschrikkelijke gebeurtenis, maar de gerapporteerde gevolgen maken dit des te moeilijker. Dit is hopelijk dan ook een eerste stap in het verbeteren van de positie van nabestaanden van moordzaken en (dodelijke) verkeersongevallen. Ondanks de aandacht die recent uitgaat naar deze doelgroep, met als gevolg onder meer een uitbreiding van het aanbod aan slachtoffervoorzieningen en het verkrijgen van meer rechten, is er immers nog veel werk aan de winkel om deze nabestaanden zo min mogelijk (secundair) te victimiseren. Naast meer (wetenschappelijk) onderzoek naar deze doelgroep, zou ook ingezet moeten worden op sensibilisering naar de praktijk en het bredere publiek, evenals beleidsmatige verbeteringen voor nabestaanden van levensdelicten.

Download scriptie (1.18 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Professor dr. Antoinette Verhage