Langs Weerszijden van de Studiemedaille

Hannes
den Ouden

 

Drugmisbruik om verbeterde prestaties neer te zetten kent reeds een lange geschiedenis. Vooral binnen de professionele sportbeoefening komt het ‘verwerpelijke’ gebruik van prestatieverbeterende middelen om op onnatuurlijke wijze als eerste over de eindmeet te komen veel in het nieuws. Als de éne wielrenner zich niet heeft vergrepen aan doping, dan wel iemand anders. Eenzelfde fenomeen werd de laatste jaren nijpend zichtbaar op het vlak van academische studiemethodes. Waar de toepassing van mentale technieken zoals ezelsbruggetjes in combinatie met een flinke dosis cafeïne de normale gang van zaken is qua studiehulpmiddelen, lijkt het gebruik van onconventionele biomedische middelen volgens verschillende universiteiten onder het mom van breindoping een stap te ver. Verschillende professionals wezen er al op dat de systematische controle op het gebruik van cognitieve verbeteringsmiddelen een oplossing zou kunnen bieden om de gelijkheid onder de examens te vrijwaren. Het blijft echter nog maar de vraag of de voorgestelde dopingcontroles binnen de academische wereld vanzelfsprekend zijn.

Eén van deze onconventionele biomedische middelen die we specifiek behandelden is methylfenidaat. Meer bekent van commerciële namen zoals Rilatine® of Ritalin® wordt methylfenidaat legitiem gebruikt als medicatie bij kinderen en jongadolescenten met de psychische aandoening Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder (ADHD). Bij een ADHD-patiënt is er sprake van een disbalans in bepaalde neurotransmitterconcentraties (i.e. de chemische signalen tussen zenuwcellen), waardoor het remmende effect waarmee het brein bepaalde stimuli verwerkt wegvalt. Hierdoor ondervindt iemand die effectief gediagnostiseerd is met ADHD vaak impulsiviteit- en concentratieproblemen. Door de consumptie van methylfenidaat brengt men deze neurotransmitterconcentraties artificieel in evenwicht, waardoor men zich met volgens de norm gereguleerd gedrag kan richten op dagdagelijkse taken.

Tevens is methylfenidaat verreweg de ‘drug of choice’ als cognitief verbeteringsmiddel onder de academische studentenpopulatie. Wereldwijd zijn er aanwijzingen dat in de Westerse cultuur bijna één vijfde onder de studenten minstens eenmalig het goedje illegitiem als cognitief verbeteringsmiddel gebruikt tijdens de examenperiode. Onder het containerbegrip ‘smartdrugs’ neemt de zwarte markt voor dergelijke middelen op academisch niveau jaarlijks toe. De toevoer van methylfenidaat voor verbeterende doeleinden verloopt voornamelijk via collega-studenten met een diagnose ADHD. Ook het aantal ADHD-patiënten neemt jaarlijks toe, wat de toegankelijkheid voor het gebruik van methylfenidaat als smartdrug enkel vergemakkelijkt. Er is echter geen reden om aan te nemen dat meer individuen dan vroeger ADHD hebben.

Allereerst stelden we in ons onderzoek de vraag waarom enkel het medicinaal gebruik van methylfenidaat als ADHD-medicatie als legitiem wordt beschouwd. Wanneer men vanuit het principe gelijkheid dopingcontroles op academisch niveau wil invoeren, dan moeten we volgens hetzelfde principe hen die door genetische tekortkomingen buiten de boot vallen extra ondersteunen. Uit een kritische reflectie bleek dat psychologen in het verdere verloop van de 20ste eeuw geen rekening hebben gehouden met de filosofische ontwikkelingen van het operationeel fundament waarop de moderne psychologie steunt. Daarnaast blijkt de kennis over de genetische oorzaak van psychische aandoeningen nog in haar kinderschoenen te staan, waardoor de criteria voor een diagnose ADHD dus wezenlijk een subjectieve aangelegenheid blijven, “[which] serve as little more than a 'reassurance fetish' for mainstream methodological practice.” (W.D. Hands)

Vervolgens onderzochten we het intuïtieve voorstel om dopingcontroles in te voeren op academisch niveau. Onduidelijkheden in de onderzoeksresultaten maken het echter moeilijk om effectief tot conclusies te komen over het vermogen van methylfenidaat tot cognitieve verbetering in dagdagelijkse situaties. Met betrekking tot het thema breindoping ontwaarden we uit de vergelijking van de verbeterde studieprestatie met de verbeterde sportprestatie de principes gelijkheid, gezondheid en oprechtheid die dopingcontrole volgens het World Anti-Doping Agency (WADA) ethisch verantwoord. Door het huidige tekort aan kennis over de precieze werking van methylfenidaat als cognitief verbeteringsmiddel zijn echter verschillende posities verdedigbaar. Tevens lijkt het plausibel dat de huidige controlesystemen binnen de professionele sportbeoefening en academische studies om pragmatische redenen door middel van de principes gelijkheid en gezondheid een minimum aan authenticiteit vastleggen.

In conclusie lijkt het ons dat meer onderzoek naar de genetische oorzaak van cognitieve stoornissen weliswaar de descriptieve symptomatische vaagheden van de huidige diagnostische criteria hard kunnen maken. Tevens lijkt het niet-medicinaal gebruik van methylfenidaat om de studieprestaties te verbeteren op basis van de principes gelijkheid en gezondheid ethisch verantwoord, maar meer proefondervindelijk onderzoek is nodig om tot een geïnformeerd advies te komen.

Download scriptie (732.37 KB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Antwerpen
Thesis jaar
2013