Het leervermogen van ouderen: vergane glorie of net niet?

Celine
Maes
  • Lisa
    Pauwels
  • Sima
    Chalavi

Zijn ouderen nog in staat om te leren? Of heeft training op latere leeftijd geen zin meer? En als ouderen nog kunnen leren, hoe pakken we dit dan best aan? Met het toenemend aantal ouderen in onze maatschappij zijn dit prangende vragen die we zo goed mogelijk proberen te beantwoorden.

De vergrijzing van de bevolking

Over zo’n 15 jaar zal 1 op de 4 mensen in Europa 60 jaar of ouder zijn. Dit toenemend aantal ouderen in onze maatschappij is een fenomeen dat gekend staat als de vergrijzing van de bevolking. Op het eerste zicht denk je misschien aan oma’s die taarten bakken of een ouder koppel dat zich het hoofd breekt over een kruiswoordraadsel. Klinkt gezellig, niet? Jammer genoeg is het niet enkel rozengeur en maneschijn. Zo gaat het verouderingsproces gepaard met een achteruitgang van onder andere de motoriek, wat moeilijkheden kan opleveren tijdens verschillende dagdagelijkse activiteiten. Denk maar aan ouderen die hun hemd niet meer kunnen dichtknopen of met een rollator stappen omdat ze hun evenwicht snel verliezen. Dit en nog vele andere problemen kunnen ertoe leiden dat ouderen na verloop van tijd niet meer in staat zijn zelfstandig te leven. Hoewel er een brede waaier aan hulplijnen en verzorgingscentra bestaat, zullen deze in de toekomst wellicht niet volstaan om de grote stroom aan ouderen op te vangen. Daarom gaat er momenteel veel onderzoek uit naar het onderliggend mechanisme van veroudering en manieren om het verouderingsproces af te zwakken of te vertragen.

Oefening baart kunst

Het doel is duidelijk: de motorische achteruitgang door veroudering moet afgeremd worden zodat minder ouderen (minder snel) hulpbehoevend worden. Maar hoe gaan we dit klaarspelen? Eén van de denkpistes in de literatuur spitst zich toe op het leervermogen van ouderen. Zo heeft onderzoek reeds uitgewezen dat ouderen nog steeds in staat zijn nieuwe taken te leren en dat ze hun prestatie kunnen verbeteren aan de hand van training. In deze studie gaan we nog een stapje verder en onderzoeken we welke training het meest efficiënt is bij ouderen. Hiervoor worden 2 trainingsschema’s met elkaar vergeleken: een geblokt en een gerandomiseerd oefenschema. Laten we het verschil duidelijk maken aan de hand van een voorbeeld. Stel dat een voetbalcoach zijn spelers tijdens een training strafschoppen laat nemen vanop verschillende afstanden tot het doel. Wanneer de coach gebruik maakt van een geblokt oefenschema, laat hij de spelers enkele keren oefenen vanop een bepaalde afstand, om vervolgens over te gaan naar de volgende afstand. Anderzijds zal hij bij een gerandomiseerd oefenschema de spelers continu doen wisselen van afstand, zonder hierbij een bepaalde systematiek te hanteren. De mate van afwisseling tussen taakvarianten die zo wordt aangeboden binnen een oefenschema wordt contextuele interferentie (CI) genoemd. Zo bevat een geblokt oefenschema lage CI, terwijl een gerandomiseerd oefenschema hoge CI bevat. In de literatuur is reeds beschreven dat jongeren die een gerandomiseerd oefenschema (hoge CI) volgen meer moeilijkheden ondervinden tijdens de leerfase, maar de geleerde taak achteraf beter kunnen onthouden. Met andere woorden: uitdaging tijdens de trainingsfase leidt tot een betere prestatie achteraf. Wij stelden ons de vraag of dit ook voor ouderen geldt. Aangezien we weten dat ouderen het over het algemeen moeilijker hebben met de uitvoering van een motorische taak, is de extra moeilijkheid die een gerandomiseerd oefenschema biedt misschien onoverkomelijk?

Afbeelding verwijderd.

Voorbeeld contextuele interferentie. Stel dat een voetbalcoach zijn spelers tijdens een training strafschoppen laat nemen vanop verschillende afstanden tot het doel. Wanneer de coach gebruik maakt van een geblokt oefenschema, laat hij de spelers enkele keren oefenen vanop een bepaalde afstand, om vervolgens over te gaan naar de volgende afstand. Anderzijds zal hij bij een gerandomiseerd oefenschema de spelers continu doen wisselen van afstand, zonder hierbij een bepaalde systematiek te hanteren. De mate van afwisseling tussen taakvarianten die zo wordt aangeboden binnen een oefenschema wordt contextuele interferentie (CI) genoemd. Zo bevat een geblokt oefenschema lage CI, terwijl een gerandomiseerd oefenschema hoge CI bevat.

Een gerandomiseerd oefenschema te uitdagend?

Afbeelding verwijderd.We namen de proef op de som en lieten zowel jongeren als ouderen een taak uitvoeren die coördinatie tussen beide handen vergt. Er werd gekozen voor een bimanuele coördinatietaak aangezien het gebruik van beide handen veelvoorkomend is in ons dagelijks leven (vb. fles openen, veters binden, enzovoort). De taak werd getraind gedurende 3 dagen, waarna een week later een test werd afgenomen om na te gaan in welke mate de proefpersonen de geleerde taak onthouden hadden. Hieruit bleek dat, zoals verwacht, ouderen het moeilijker hadden de taak onder de knie te krijgen in vergelijking met jongeren. Desalniettemin waren ze in staat hun prestatie te verbeteren aan de hand van training. Daarenboven toonden onze resultaten aan dat een gerandomiseerd oefenschema ook bij ouderen leidde tot een betere prestatie op de afsluitende test, ondanks de extra moeilijkheden tijdens de leerfase. Dit geeft aan dat het voordeel van een gerandomiseerd ten opzichte van een geblokt oefenschema op de prestatie (het CI-effect) stand houdt in een oudere populatie bij een bimanuele taak. In de toekomst kunnen deze bevindingen uitgebreid worden naar andere taken.

Opbouw van de studie. Het totaal aantal proefpersonen wordt willekeurig ingedeeld in twee groepen. Elke groep bevat zowel jongeren als ouderen. Tijdens de driedaagse training oefent de ene groep volgens een geblokt oefenschema terwijl de andere groep een gerandomiseerd oefenschema volgt. Eén week na deze leerfase wordt voor beide groepen een test afgenomen om na te gaan hoe goed de taak onthouden werd.

Het brein achter veroudering en CI

Tijdens het onderzoek werd gebruik gemaakt van ‘functional magnetic resonance imaging’ (fMRI), een beeldvormingstechniek waarbij proefpersonen de taak volbrengen in de MRI scanner om zo de hersenactivatie tijdens uitvoering van de taak te kunnen onderzoeken. Enerzijds werd het effect van veroudering op de hersenactivatie bestudeerd. Hieruit bleek dat ouderen tijdens uitvoering van de taak meer hersengebieden activeerden dan jongeren. Er wordt verondersteld dat deze extra activatie een compensatiemechanisme is dat ouderen nodig hebben om de taak tot een goed einde te brengen. Anderzijds werd het effect van CI (geblokt versus gerandomiseerd oefenschema) op de hersenactivatie nagegaan. Hierbij merkten we dat tijdens een gerandomiseerd oefenschema, in vergelijking met een geblokt oefenschema, hersenregio’s geactiveerd werden die geassocieerd worden met verhoogde aandacht en ‘denkwerk’. Dit kunnen we verklaren vanuit de extra uitdaging die dit oefenschema met zich meebrengt: het constant wisselen tussen taakvarianten vergt meer denkvermogen, wat de prestatie uiteindelijk ten goede lijkt te komen.

Vergane glorie? Zeker niet!

Met deze kennis in het achterhoofd, kunnen we duidelijk stellen dat ouderen in staat zijn hun prestatie te verbeteren aan de hand van training. Sterker nog, ook ouderen hebben net als jongeren baat bij een meer uitdagend oefenschema. Hoewel het enigszins gek aanvoelt, betekent een slechte prestatie tijdens training niet dat men slecht leert. Integendeel, het vormt de basis voor een betere prestatie achteraf. Dit is een belangrijke bevinding binnen het aan belang winnende onderzoek naar het leervermogen van ouderen. Hoewel veel ouderen denken dat ze te oud zijn om te leren, worden ze misschien sneller oud juist omdat ze niet meer leren?

 

Download scriptie (1.67 MB)
Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Thesis jaar
2016
Promotor(en)
Stephan P. Swinnen