Memory, Identity and the Supranational Museum: The House of European History.

Anastasia
Remes

Het Huis van de Europese Geschiedenis - Het creëren van een plaats voor reflectie en debat of het construeren van een meta-narratief voor Europa?

In 2015 zal de droom van de vorige President van het Europese Parlement, Hans-Gert Pöttering, uitkomen: het Huis van de Europese Geschiedenis zal openen in Brussel. Pöttering ziet het museum als “een plaats voor onze herinnering aan de Europese geschiedenis en de Europese eenwording, die tegelijkertijd mogelijkheden biedt voor een ruimere vormgeving van de identiteit van Europa voor alle huidige en toekomstige burgers van de Europese Unie”.

Het museum wordt ontwikkeld door het Academic Project Team, samengesteld uit historici en museologen uit heel Europa. Van maart tot juli 2013 liep ik stage bij dit team, en hielp ik mee aan de ontwikkeling van de permanente tentoonstelling van het museum.

In mijn thesis wordt het Huis van de Europese Geschiedenis als meta-historisch onderwerp, verbonden aan de sub-disciplines van ‘theoretische geschiedenis’ en ‘publieksgeschiedenis’, bestudeerd. Het werk schetst de historiografische, museologische en de politieke context waarin een project zoals Huis van de Europese Geschiedenis zich beweegt.

In het midden van de Europese financiële crisis, gekarakteriseerd door bezuinigen op cultuur, is het miljoenenproject om een Huis van de Europese Geschiedenis op te richten zonder twijfel controversieel. De vraag of Europa echt nood heeft aan zo een museum – en uitgerekend op dit moment - kan men echter wel positief beantwoorden. Het is immers helemaal niet toevallig dat juist nu Europa een identiteitscrisis ondergaat, een initiatief als het Huis van de Europese Geschiedenis ontwikkeld wordt.

In de literatuur over nationalisme en geschiedschrijving nemen geschiedenismusea een belangrijke positie in. In de negentiende eeuw was de geboorte van de geschiedschrijving als wetenschappelijk discipline sterk verbonden aan de consolidatie van de natiestaat. Het schrijven van geschiedenis is altijd een politiek project. Nationale geschiedenismusea in het bijzonder waren belangrijke instrumenten voor het omvormen van de bevolking in nationale imagined communities. Historische musea hadden de essentiële rol de zogenaamde nationale meta-narratieven onder het publiek te verspreiden en zo de identificatie met de nieuwe staten te stimuleren.

De ontwikkelingen in de twintigste eeuw – zowel in de samenleving als in het historische discipline – waren nefast voor veel van de ideeën over objectieve geschiedschrijving. Vooral de positie van de natiestaat als essentiële categorie voor het ondernemen van historisch onderzoek werd in vraag gesteld. Een belangrijke manier om de nieuwe kritiek te incorporeren en toch niet in relativisme te vervallen, was het introduceren van het begrip ‘herinnering’. Hoewel herinnering misschien nog meer dan geschiedenis een hedendaagse beleving van het verleden betekent, biedt het een kans tot een meer pluralistische, zelfs democratische versie van de geschiedenis. Binnen dit nieuwe paradigma wordt niet enkel meer geschreven over de ‘winnaars’ van de geschiedenis. Het introduceren van het perspectief van de verliezers, maar ook die van de gewone man én vrouw, zorgt voor een heel nieuwe opvatting van de geschiedschrijving.

In musea was deze nieuwe zienswijze over geschiedschrijving en haar maatschappelijke functie heel invloedrijk. Vele curators willen niet langer vertrekken vanuit hun eigen elite-positie, maar integendeel beginnen vanuit de vragen in het publiek. Veel geschiedenismusea hebben met de Nieuwe Museologie-beweging in de jaren zeventig een meer reflectieve opvatting over geschiedenis in hun narratief geïntegreerd. In plaats van een bepaalde geschiedenis aan het publiek op te leggen, wordt nu steeds meer gevraagd welke geschiedenis voor onze hedendaagse maatschappij relevant is.

Recent hebben veel historici het fenomeen van de Memory Boom gesignaleerd: geschiedenis wordt nu meer dan ooit gebruikt als reservoir van waaruit de hedendaagse identiteit wordt geconstrueerd. Het meerduidige concept van herinnering staat hierin centraal – aan de ene kant maakt het een meer gediversifieerde geschiedenisopvatting mogelijk, aan de andere kant betekent het echter evenzeer een meer ahistorische, onmiddellijke en onkritische omgang met het verleden. Door de grote interesse in het verleden staan geschiedenismusea in het midden van de samenleving.

De historiografische en museologische context is dus essentieel om een initiatief als het Huis van de Europese Geschiedenis te begrijpen. Ook de politieke context is echter van primordiaal belang, niet verbazend gezien het enorme maatschappelijke potentieel van publieke musea. Het Huis van de Europese Geschiedenis is opgevat met de duidelijk politieke intentie om bij te dragen aan een Europese identiteit. De link met de herinneringspolitiek is niet ver te zoeken, aangezien de presentatie van geschiedenis wordt gebruikt om een hedendaagse politieke realiteit te legitimeren.

Het Academic Project Team, dat werkt aan de ontwikkeling van de permanente tentoonstelling, wil echter afzien van een essentialistische opvatting van geschiedenis en identiteit. De leden van het Academic Project Team hebben de nieuwste denkbeelden binnen geschiedschrijving en museologie geïnternaliseerd en weigeren een propaganda-museum voor de Europese Unie te maken. Interessant genoeg wordt net het concept van herinnering gebruiken om een meer gedifferentieerde, open interpretatie van de geschiedenis te bieden. Uniek in de wereld, wil het Huis van de Europese Geschiedenis een reservoir worden van Europese herinneringen.

Aangezien het Huis van de Europese Geschiedenis nog volop in ontwikkeling is en de inhoud van de permanente tentoonstelling zeer delicaat of zelfs geheim is, bood mijn stage de unieke mogelijkheid al voor de opening van het museum dit bijzonder project van heel dichtbij te kunnen onderzoeken. Na het schetsen van de context die het museum moet confronteren, wordt in mijn thesis namelijk ook het ontwerp van de vaste tentoonstelling geanalyseerd. Mijn thesis vormt dus een eerst aanzet tot het beantwoorden van de vraag of het Huis van de Europese Geschiedenis enerzijds een platform kan bieden voor debat of anderzijds wordt geïnstrumentaliseerd voor de creatie van een nieuw meta-narratief voor de Europese Unie.

Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2013