‘Lieux de mémoire’ en ‘Erinnerungsorte’: hoe het Duitse taboe op nationale identiteit vervaagt

Sara
Delva

AfD in de Bondsdag: een kwestie van identiteit

De resultaten van de Duitse Bondsdagverkiezingen op 24 september 2017 schokten binnen- en buitenland. In een land waar iedere vorm van xenofobie en rechts-nationalisme tot dusver wantrouwig bekeken werd, stemde 1 op de 8 kiezers voor het xenofobe, eurosceptische en rechts-populistische AfD. Ook in andere West-Europese landen maken rechts-populisten opgang: in Frankrijk maakte Marine Le Pen kans op het presidentschap en in Nederland is Geert Wilders populairder dan ooit.

Dat extreemrechts zijn opmars maakt in Duitsland (en in Europa over het algemeen) heeft sociaalpolitieke en economische redenen, maar ook de culturele dimensie mag niet uit het oog verloren worden. Rechts-populistische partijen als AfD en Front National voeren niet in de laatste plaats een identiteitspolitiek. In de weken voor de Bondsverkiezingen domineerden verkiezingsaffiches van AfD het straatbeeld met slogans als “Nieuwe Duitsers? Die maken we zelf” of “Islam? Past niet in onze keuken”. De partij pleit voor het behoud en de bescherming van de eigen identiteit, die ze als bedreigd ziet door de toenemende immigratie, de islam en Europese eenmaking. En dat in een land waar sinds het nationaalsocialisme een taboe rust op nationale identiteit en waar de Europese integratie na de wederopbouw een bestaansvoorwaarde was.

Nationale identiteit en nationale herinnering: ‘lieux de mémoire’ in Frankrijk en Duitsland

Mijn masterproef gaat over een concept dat onlosmakelijk verbonden is met dat van nationale identiteit: nationale herinnering. Ik heb een comparatief onderzoek uitgevoerd naar de bekende Franse notie en boekenreeks ‘lieux de mémoire’ (in het Nederlands ‘plaatsen van herinnering’) en de Duitse variant ervan, ‘Erinnerungsorte’. 

Het begrip ‘lieux de mémoire’ is afkomstig van het gelijknamige werk van de Franse historicus Pierre Nora, dat hij in 1984 publiceerde. Voor de meer dan 6000 pagina’s lange bundel essays deed hij een beroep op de meest eminente historici van het land. Nora definieert zijn ‘lieux’ metaforisch als al dan niet tastbare ‘plaatsen’ waarin de Franse herinnering tot uiting komt, die in het collectieve geheugen van de natie gegrift staan en haar identiteit vormen. De ‘lieux de mémoire’ werden al snel opgenomen in het courante taalgebruik en veroorzaakten een golf van wetenschappelijke en minder wetenschappelijke uitgaven over plaatsen van herinnering.  

17 jaar later, ongeveer een decennium na de val van de Berlijnse Muur, volgde een gelijkaardige uitgave in Duitsland, samengesteld door de historici Etienne François en Hagen Schulze: de ‘Deutsche Erinnerungsorte’. De adaptatie van een bij uitstek Frans concept naar Duitse context roept verschillende vragen op, die het uitgangspunt vormden van mijn onderzoek. In hoeverre bleven de Duitse auteurs trouw aan het Franse voorbeeld? Is het mogelijk om eenzelfde historiografische methode toe te passen in een land dat, in tegenstelling tot Frankrijk als natiestaat par excellence, gekenmerkt is door verdeling en conflict? Hoe motiveren de Duitse auteurs hun werk, gezien de nationalistische connotatie van de ‘lieux de mémoire’? Dit zijn maar enkele pertinente vragen.

Frans chauvinisme vs. Duitse nuchterheid

De Duitse auteurs verbeterden hun Franse voorganger in verschillende opzichten. Pierre Nora zou geen Fransman zijn als zijn oeuvre niet een tikkeltje chauvinistisch was. Waar de ‘Lieux de mémoire’ Frankrijk verheerlijken, zijn de ‘Erinnerungsorte’ in de eerste plaats zelfkritisch. Waar Nora het  Vichyregime en het koloniale verleden achterwege laat, plaatsen François en Schulze de zwarte pagina’s van de Duitse geschiedenis centraal. Waar Nora Frankrijk neerzet als een harmonieuze en continue entiteit, staan in het Duitse werk conflicten en breuklijnen centraal. Symbolisch daarvoor zijn de ‘lieux partagés’: plaatsen van herinnering die niet uitsluitend Duits zijn maar ook tot het collectieve geheugen van andere landen behoren. Dit in tegenstelling tot de ‘lieux’ van Nora, die netjes afgebakend zijn aan de grenzen van de hexagoon.

Frankrijk en Duitsland en hun identiteitscrisissen

Ondanks de inhoudelijke verschillen, ligt in beide landen een identiteitscrisis aan de basis van de ‘Lieux de mémoire’ en de ‘Erinnerungsorte’. Het Frankrijk van de jaren 70 werd overspoeld door een ‘golf van herinnering’. Alles wat met het verleden te maken had, deed de kassa rinkelen. Boekenrekken werden gevuld met historische uitgaves en het jaar 1980 werd door de regering aan het “patrimoine” gewijd. Die obsessie was een manier om met een kantelpunt in de Franse geschiedenis om te gaan: de economische crisis van 1972 na de ‘Trente Glorieuses’, de toenemende migratie, de groeiende macht van Brussel en een onzekere toekomst in het vooruitzicht deden zowel academici als leken teruggrijpen naar het roemrijke verleden van Frankrijk.

In Duitsland was een dergelijke identiteitscrisis geen nieuw gegeven maar een aanslepende malaise. Al eeuwenlang worstelt het land met de “Deutsche Frage”, een kwestie waar een 19de-eeuws lied als “Was ist des deutschen Vaterland?” van getuigt. Na de Tweede Wereldoorlog was het concept ‘nationale identiteit’ taboe. Pas na de Wende in 1989 kwam geleidelijk aan een nieuwe interesse voor de nationale identiteit op gang: na 40 jaar scheiding waren Oost- en West-Duitsers op zoek naar wat hen bindt, of dat nu taal, cultuur of het gemeenschappelijke verleden was. Die nieuwe interesse bleef niet zonder controverse: in de jaren 80 brak de Historikerstreit (over historiografische uitdagingen omtrent het naziverleden) los en het fenomeen van ‘Vergangenheitsbewältigung’ vond zijn weerslag in alle maatschappelijk domeinen. Schuld en schaamte werden aan de volgende generatie doorgegeven. Dat de ‘Deutsche Erinnerungsorte’ een volledig andere, kritischere invulling gekregen hebben dan hun Franse tegenhanger kan verklaard worden door die complexe relatie met de eigen identiteit en het verleden.

Collectieve schuld en schaamte vervagen langzaamaan

16 jaar na de publicatie van de omstreden ‘Erinnerungsorte’ en bijna 30 jaar na de Duitse Hereniging lijkt het taboe rond nationale identiteit vervaagd te zijn. De vanzelfsprekende zelfkritiek van na de Tweede Wereldoorlog raakt in de vergetelheid. De nieuwe identiteitspolitiek van de AfD, toen nog ondenkbaar, neemt de plaats in van een collectieve schuldcultuur. Met de populariteit van Front National in Frankrijk, staat Emmanuel Macron voor een gelijkaardige uitdaging. Tijd om de ‘Erinnerungsorte’ nog eens van onder het stof te halen?

Download scriptie (1.26 MB)
Universiteit of Hogeschool
Universiteit Gent
Thesis jaar
2017
Promotor(en)
Guy Rooryck
Thema('s)